ECLI:NL:RBOBR:2020:6213

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
20/1113
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake bestuursrechtelijke premie

Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het Centraal Administratiekantoor. De zaak betreft een beroep tegen de beslissing van het Centraal Administratiekantoor om het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk te verklaren. Dit bezwaar was ingediend naar aanleiding van een besluit dat in december 2019 was genomen over de hoogte van de bestuursrechtelijke premie van de eiser. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing op bezwaar van 5 februari 2020, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat er volgens de wet geen bezwaar kon worden gemaakt tegen het besluit van december 2019. De rechtbank baseerde haar oordeel op de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de eiser niet tijdig had gereageerd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Awb. De eiser had aangevoerd dat het bestreden besluit naar een verkeerd adres was verzonden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet leidde tot een andere conclusie. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/1113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
en
Centraal Administratiekantoor, verweerder

Procesverloop

In december 2019 heeft verweerder een besluit genomen. Eiser heeft bezwaar gemaakt.
Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 5 februari 2020 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
In het besluit van december 2019 heeft verweerder een besluit genomen over de hoogte van de bestuursrechtelijke premie van eiser. Op 15 december 2019 heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat er tegen het besluit van december 2019 geen bezwaar kan worden gemaakt.
Eiser kan zich niet verenigen met de beslissing op bezwaar. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit is verzonden naar een verkeerd adres. Na verzending van het bestreden besluit op 1 april 2020 naar het nieuwe adres heeft eiser kennisgenomen van dit besluit. Eiser vindt dat hij niet te laat is met zijn bezwaarschrift.
4. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is verzonden. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, in combinatie met het bepaalde in artikel 1 van bijlage 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (hierna: de Bevoegdheidsregeling), kan tegen een besluit dat over de hoogte van de bestuursrechtelijke premie gaat geen bezwaar of beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
6. Dit betekent dat tegen het besluit van december 2019 ook geen bezwaar gemaakt kan worden bij verweerder. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is dan ook ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, rechter, in aanwezigheid van
A. Ibrahimovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 11 december 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.