ECLI:NL:RBOBR:2020:6936
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres 1]. De heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch had op 28 februari 2019 de waarde van de woning vastgesteld op € 431.000 per waardepeildatum 1 januari 2018, wat leidde tot een aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het kalenderjaar 2019. Eiser, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde en beroep ingesteld nadat de heffingsambtenaar de waarde handhaafde in de uitspraak op bezwaar van 1 november 2019.
Tijdens de zitting op 2 december 2020 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij een lagere waarde van € 420.000 bepleitte, verwijzend naar het verkoopcijfer van een vergelijkbaar pand. De heffingsambtenaar heeft de vastgestelde waarde onderbouwd met een taxatierapport van taxateur ing. P.H.R.J. Roijmans, waarin de waarde werd onderbouwd met vergelijkingsobjecten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde en dat de vergelijkingsobjecten relevant waren, ondanks dat ze niet identiek waren aan de woning van eiser.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet in zijn bewijsvoering is geslaagd en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er zijn geen proceskostenveroordelingen opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.