In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 5 maart 2020, is het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker had de rechter, mr. S. ter Braak, gewraakt in een procedure die betrekking had op de minderjarige kinderen van verzoeker en zijn ex-echtgenote. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2020, waarbij verzoeker niet was verschenen. De rechter had in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven niet in de wraking te berusten.
De rechtbank overwoog dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Verzoeker had echter geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten en dat verzoeker ook later geen nieuwe feiten had aangedragen. Bovendien had verzoeker de rechtbank niet op de hoogte gesteld van zijn afwezigheid tijdens de mondelinge behandeling.
De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek moest worden afgewezen en dat verzoeker het middel van wraking misbruikte, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.