ECLI:NL:RBOBR:2020:6960

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
WR 20-004
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in familierechtelijke procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 5 maart 2020, is het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker had de rechter, mr. S. ter Braak, gewraakt in een procedure die betrekking had op de minderjarige kinderen van verzoeker en zijn ex-echtgenote. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2020, waarbij verzoeker niet was verschenen. De rechter had in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven niet in de wraking te berusten.

De rechtbank overwoog dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Verzoeker had echter geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten en dat verzoeker ook later geen nieuwe feiten had aangedragen. Bovendien had verzoeker de rechtbank niet op de hoogte gesteld van zijn afwezigheid tijdens de mondelinge behandeling.

De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek moest worden afgewezen en dat verzoeker het middel van wraking misbruikte, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer : WR 20-004
Beschikking van 5 maart 2020
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
tegen
mr. S. ter Braak,
in haar hoedanigheid van rechter in de rechtbank Oost-Brabant,
bij de behandeling van de zaak met nummer: C/01/345796 / FA RK 19-1964.
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoeker en de rechter worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het proces-verbaal van de behandeling ter zitting met gesloten deuren op 6 februari 2020 met daarin het verzoek tot wraking;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 13 februari 2020 op het wrakingsverzoek;
  • het dossier in de hoofdzaak.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op
20 februari 2020. Verzoeker is, zonder voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.
De rechter heeft aangekondigd dat zij niet bij de zitting zal verschijnen. Uit haar schriftelijke reactie blijkt dat zij niet berust in de wraking.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de procedure met nummer C/01/345796 / FA RK 19-1964. Deze procedure heeft betrekking op de minderjarige kinderen van verzoeker en zijn ex-echtgenote, in die zin dat verzocht wordt om toekenning eenhoofdig gezag, wijziging van de contactregeling en wijziging van het hoofdverblijf van de zoon. Tijdens de mondelinge behandeling van dit verzoek heeft verzoeker de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat sprake is van vooringenomenheid bij de rechter, maar hij heeft bij die wraking geen gronden genoemd.
2.3.
De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft haar standpunt als volgt toegelicht.
Verzoeker heeft alleen gesteld dat de rechter vooringenomen is. Verzoeker heeft niet aangegeven waarom hij tot die conclusie is gekomen. Verzoeker raakte tijdens de zitting zeer geëmotioneerd toen de vertegenwoordiger van de Stichting Jeugdbescherming Brabant stelde dat zijn zoon op dit moment geen contact wil met verzoeker en de rechter vervolgens aangaf dat zij met de zoon had gesproken en dat de zoon in dit gesprek had aangegeven verzoeker nu niet te hoeven zien. De rechter vermoedt dat deze emoties verzoeker overspoelden en dat hij de rechter uit onmacht over de situatie heeft gewraakt.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Aan het verzoek tot wraking zijn geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd. De wet schrijft voor dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek bekend zijn geworden en dat deze tegelijk moeten worden voorgedragen. Het wrakingsverzoek voldoet niet aan deze voorschriften.
3.3.
De rechtbank overweegt dat verzoeker ook later geen (nieuwe) feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht. Bovendien is verzoeker niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek. Verzoeker heeft de rechtbank daarvan niet voorafgaand aan de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld. De reden van zijn afwezigheid is onbekend.
3.4.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
3.5.
Ten slotte overweegt de rechtbank als volgt.
3.6.
Verzoeker heeft ook in een andere procedure met betrekking tot zijn kinderen (met nummer C/01/348097 / JE RK 19-1023) een verzoek tot wraking ingediend. Dit verzoek is op 12 september 2019 afgewezen.
Voor het huidige verzoek geldt dat het verzoek feitelijke onderbouwing mist, dat verzoeker niet is verschenen en dat hij de rechtbank daarvan niet op de hoogte heeft gebracht voor aanvang van de mondelinge behandeling.
De rechtbank oordeelt dat het gebruik dat verzoeker heeft gemaakt van het rechtsmiddel wraking heeft geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging.
Naar het oordeel van de rechtbank gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek tot wraking van mr. S. ter Braak in de zaak met nummer C/01/345796 / FA RK 19-1964,
4.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de zaak met nummer C/01/345796
/ FA RK 19-1964 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. M.L.W.M. Viering en mr. J.J. Janssen, leden, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.