Uitspraak
1.Procesverloop
2.De beoordeling
3.De beslissing
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv)
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 14 mei 2020 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, dat was ingediend tegen mr. W. Schoorlemmer, rechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een kort geding dat op 1 april 2020 had plaatsgevonden. Verzoeker had tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding opmerkingen gemaakt, maar had niet geklaagd over de gang van zaken tijdens de zitting. Pas op 9 april 2020, na een periode van overdenking en overleg, heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, omdat verzoeker niet 'zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan' had gehandeld, zoals vereist door artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek en dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaats kon vinden. De beslissing werd niet in het openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.