ECLI:NL:RBOBR:2021:2675

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
20/2742
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van te veel betaalde Ziektewet-uitkering op basis van polisadministratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de terugvordering van een te veel betaalde Ziektewet-uitkering. Het UWV had aan eiseres meegedeeld dat zij over de periode van 3 februari 2020 tot en met 29 februari 2020 een bedrag van bruto € 934,17 te veel had ontvangen. Dit bedrag was gebaseerd op gegevens uit de polisadministratie, waaruit bleek dat eiseres in die periode inkomsten uit arbeid had genoten die niet waren gekort op haar Ziektewet-uitkering.

Eiseres heeft tegen de beslissing van het UWV bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 9 juni 2021, die via een Skype-verbinding plaatsvond, heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Het UWV was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht was uitgegaan van de juistheid van de gegevens in de polisadministratie, tenzij eiseres kon aantonen dat deze gegevens onjuist waren. Eiseres is er echter niet in geslaagd om dit aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien, ook niet in het licht van de door eiseres aangegeven wijziging in haar inkomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/2742

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

9 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Akdeniz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. L. Ritsma).

Procesverloop

Met het besluit van 26 maart 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres laten weten dat de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) over de periode 3 februari 2020 tot en met 29 februari 2020 (gedeeltelijk) ten onrechte aan haar is betaald en dat de te veel betaalde uitkering, een bedrag van bruto € 934,17, wordt teruggevorderd.
Met het besluit van 27 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 9 juni 2021 en heeft plaatsgevonden via een Skype-beeldverbinding. Eiseres heeft samen met haar gemachtigde aan de zitting deelgenomen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering. Het UWV zegt dat eiseres in de periode van 1 februari 2020 tot en met 29 februari 2020 inkomsten uit arbeid heeft genoten van € 1.451,25, die ten onrechte niet zijn gekort op de ZW-uitkering van eiseres. Het terugvorderingsbedrag heeft het UWV vervolgens vastgesteld op € 934,17. Eiseres zegt dat haar inkomsten in februari 2020 niet € 1.451,25 maar € 1.293,33 bedroegen, zodat het UWV van een te hoog maandloon is uitgegaan en daarom teveel ZW-uitkering heeft teruggevorderd.
2. Het UWV heeft het maandloon gebaseerd op gegevens uit de polisadministratie. Daaruit blijkt dat eiseres in de maand februari 2020 bij [naam] B.V. een bedrag van € 1.241,08 aan loon, € 103,47 aan VT [1] en € 108,70 aan EPS [2] toekwam. Bij elkaar opgeteld komt dit uit op een totaalbedrag van € 1.451,25. Het is vervolgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat het UWV mag uitgaan van de juistheid van gegevens in de polisadministratie, tenzij eiseres aantoont dat deze gegevens onjuist zijn. [3] Eiseres heeft dat laatste niet met stukken kunnen aantonen. Dit betekent dat het UWV bij het bepalen van de hoogte van de terugvordering terecht is uitgegaan van een maandloon van € 1.451,25 in de maand februari 2020. Dat dit vervolgens leidt tot een terug te vorderen bedrag van € 934,17 is tussen partijen niet in geschil.
3. Eiseres heeft tot slot geen dringende reden naar voren gebracht op grond waarvan het UWV van gehele of gedeeltelijke terugvordering had moeten afzien. Daarvan is alleen sprake als er onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor eiseres als gevolg van de terugvordering optreden. [4] De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres heel vervelend is als zij een wijziging in haar inkomsten aan het UWV doorgeeft en zij later toch met een terugvordering wordt geconfronteerd, zoals zij op de zitting heeft uitgelegd, maar dat levert geen dringende reden op in de hiervoor bedoelde zin. Het UWV heeft dan ook terecht tot terugvordering besloten.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van M.J.J.M.C. van Schaijk LLB, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 9 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Vakantietoeslag.
2.Extra periodiek salaris, ofwel de eindejaarsuitkering.
3.CRvB 29 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1052.
4.CRvB 25 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2930.