Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[eiser 1] , uit [woonplaats] eiser 1,
Als derde-partij neemt aan het geding deel: [naam] te [woonplaats] ,
Procesverloop
Overwegingen
- Bij besluit van 22 september 2020 heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het openstellen van een (inpandig) zwembad voor publiek aan de [adres] te [woonplaats] (de projectlocatie) en de aanleg van parkeerplaatsen aan de achterzijde van de woning ten behoeve van dit zwembad. Tegen dit besluit hebben eisers ieder afzonderlijk bezwaar gemaakt.
- Bij besluit van 16 februari 2021 heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
- Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
- Bij uitspraak van 26 mei 2021 (reg.nr. SHE 21/689 en SHE 21/690) heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat eiser 1 niet-ontvankelijk is in bezwaar omdat hij geen belanghebbende is. Tevens heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit vernietigd omdat verweerder buiten de grondslag van de aanvraag was getreden.
- Op 1 juni 2021 heeft vergunninghouder bij verweerder een (nieuwe) aanvraag ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder ingewilligd in het primaire besluit.
- Het zwembad in kwestie heeft een oppervlakte van 38 m2. Het wordt geëxploiteerd door een derde, zwemschool het [naam] .
- Op de projectlocatie gelden (onder andere) het bestemmingsplan “Riethoven/ Walik 2012” en het “Parapluplan parkeren Bergeijk 2018”. De gronden in de projectlocatie hebben de bestemming ‘wonen-woonbos’ en ‘bos’. Op het perceel van de derde-partij zijn 5 parkeerplaatsen aangelegd op gronden met de bestemming ‘bos’. Hiervoor zijn al bomen gerooid.
- In bijlage 1 van het primaire besluit zijn de volgende voorwaarden aan het bestreden besluit verbonden:
- Het zwembad is de afgelopen maanden in gebruik genomen door zwemschool [naam] .
- Eisers hebben een verzoek om handhaving ingediend.
- Verweerder heeft een voornemen voor een last onder dwangsom uit laten gaan omdat het beplantingsplan nog niet was uitgevoerd.
- Eiser 1 woont aan het einde van de [adres] (een doodlopende weg). Via de [adres] is het ongeveer 100 meter tot de inrit op de projectlocatie. Eiser 1 heeft geen direct zicht vanaf zijn perceel op de projectlocatie. Eiser 2 woont schuin tegenover de projectlocatie.
Op grond van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een belanghebbende iemand die een rechtstreeks belang heeft bij het betreffende besluit. Conform vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) betekent dit dat er sprake moet zijn van een objectief, persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel belang bij het besluit, waarmee de desbetreffende persoon zich onderscheidt van anderen. Uitgangspunt daarbij is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van de activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij het besluit. Daarbij geldt dat die gevolgen wel van enige betekenis moeten zijn. Gevolgen van enige betekenis ontbreken wanneer er wel gevolgen zijn vast te stellen, maar die gevolgen voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zó gering zijn, dat van een persoonlijk belang bij het besluit geen sprake is. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271). De rechtbank is gezien voorgaande factoren van oordeel dat eiser 1 geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. De afstand tot de inrit van het zwembad en de parkeerplaatsen (zoals vermeld ongeveer 100 meter) en het ontbreken van zicht daarop vanaf het woonperceel van eiser 1, maken dat er uit dien hoofde geen gevolgen van enige betekenis voor de woon- of leefsituatie van eiser 1 aanwezig geacht kunnen worden. Dat hij bij het uitlaten van zijn hond en het aan- en afrijden met de auto naar/van zijn woning mogelijk bezoekers van het zwembad tegenkomt, maakt dit niet anders. Hoewel het een doodlopende en rustige straat is, onderscheidt eiser 1 zich niet van andere gebruikers van de [adres] . Het aantal bezoekers is gezien de omvang van het zwembad en de beperkingen die daaraan als voorwaarde in de omgevingsvergunning zijn opgenomen zo beperkt dat de aanwezigheid en het gebruik van de parkeerplaatsen en het zwembad geen wezenlijke invloed op de woon- en leefsituatie van eiser 1 heeft. Nu eiser 1 geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, heeft verweerder zijn bezwaar ten onrechte ontvankelijk verklaard. “
- Verweerder moet de gevolgen van het afwijkend gebruik (het publieke gebruik) van het zwembad onderzoeken en hierbij ook de omvang van de afwijking van het planologisch toegelaten gebruik als ‘woonbos’ in kaart brengen.
- Verweerder moet de aantasting van de landschappelijke en natuurwaarden in de bestemming ‘bos’ onderzoeken.
- Verweerder moet nagaan of deze gevolgen ruimtelijk aanvaardbaar zijn en of de gevolgen moeten (dan wel kunnen) worden beperkt tot een aanvaardbaar niveau.
- De voorzieningenrechter geeft verweerder verder in overweging om, als hij nog steeds een omgevingsvergunning wil verlenen, in ieder geval de voorschriften van de vergunning nader te specificeren dan wel aan te vullen, bijvoorbeeld met een minimale tijd tussen groepen. Verder zal verweerder moeten nagaan wat eventueel publiek (zoals begeleidende ouders) tijdens de lessen doet en of hierover iets moet worden geregeld in de voorschriften. Ook zou verweerder nog eens moeten kijken naar het maximum aantal leerlingen, nu vergunninghouder ter zitting heeft aangegeven dat er niet eens zoveel kinderen in het zwembad passen. Tot slot zou verweerder moeten nagaan of het nodig is om met een voorschrift het parkeren door bezoekers van het zwembad op de openbare weg te verbieden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de nieuw te nemen beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 368,00 aan eisers te vergoeden.