ECLI:NL:RBOBR:2022:2289
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; proceshouding gemachtigde
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Geldrop-Mierlo vastgestelde waarde van € 393.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. De heffingsambtenaar had deze waarde onderbouwd met een taxatierapport van taxateur P.J.G. Jansen en vier vergelijkingsobjecten. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 352.000. Tijdens de zitting op 24 mei 2022 voerde eiser nieuwe standpunten aan die niet eerder waren ingediend, wat de rechtbank als onprofessioneel beschouwde. De rechtbank benadrukte dat de gemachtigde van eiser zijn procesopstelling diende te verbeteren, anders zou de rechtbank daar gevolgen aan verbinden. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde en dat eiser zijn eigen waardestandpunt niet voldoende had onderbouwd. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.