ECLI:NL:RBOBR:2022:2716
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; beoordeling heffingsambtenaar en vergelijkingsobjecten
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 290.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Eiser, eigenaar van de woning, had beroep ingesteld tegen deze vaststelling, waarbij hij een lagere waarde van € 263.000 bepleitte, onderbouwd met een taxatierapport van een taxateur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de indexering van de verkoopprijzen en dat de gebruikte vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast heeft voldaan en dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn beweringen te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.