In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en de Provincie Noord-Brabant (hierna: de provincie). Eiseres vorderde een verbod voor de provincie om lelies te ruimen die op haar perceel worden geteeld door een derde partij, [A]. Eiseres stelde dat er in het verleden afspraken waren gemaakt met de gemeente [gemeente] over het gebruik van de gronden, maar de provincie betwistte deze afspraken en stelde dat de lelieteelt zonder recht of titel plaatsvond.
De rechtbank oordeelde dat eiseres inbreuk maakte op het eigendomsrecht van de provincie door het perceel in gebruik te geven aan [A]. De rechtbank verwierp de vorderingen van eiseres in conventie en wees de vorderingen van de provincie in reconventie toe. Eiseres werd veroordeeld om het perceel aan de provincie ter beschikking te stellen en werd verboden om zonder toestemming van de provincie over het perceel te beschikken. De rechtbank overwoog dat de provincie geen misbruik van recht maakte door op te treden tegen de lelieteelt, aangezien zij als eigenaar het recht had om haar eigendom te beschermen.
De proceskosten werden aan eiseres opgelegd, en de rechtbank benadrukte dat de vorderingen van de provincie terecht waren toegewezen. Dit vonnis bevestigt de noodzaak voor eigendomsbescherming en de handhaving van pachtovereenkomsten.