ECLI:NL:RBOBR:2022:3645

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
C/01/383463 / KG ZA 22-353
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige teelt van lelies op provinciale gronden zonder toestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en de Provincie Noord-Brabant (hierna: de provincie). Eiseres vorderde een verbod voor de provincie om lelies te ruimen die op haar perceel worden geteeld door een derde partij, [A]. Eiseres stelde dat er in het verleden afspraken waren gemaakt met de gemeente [gemeente] over het gebruik van de gronden, maar de provincie betwistte deze afspraken en stelde dat de lelieteelt zonder recht of titel plaatsvond.

De rechtbank oordeelde dat eiseres inbreuk maakte op het eigendomsrecht van de provincie door het perceel in gebruik te geven aan [A]. De rechtbank verwierp de vorderingen van eiseres in conventie en wees de vorderingen van de provincie in reconventie toe. Eiseres werd veroordeeld om het perceel aan de provincie ter beschikking te stellen en werd verboden om zonder toestemming van de provincie over het perceel te beschikken. De rechtbank overwoog dat de provincie geen misbruik van recht maakte door op te treden tegen de lelieteelt, aangezien zij als eigenaar het recht had om haar eigendom te beschermen.

De proceskosten werden aan eiseres opgelegd, en de rechtbank benadrukte dat de vorderingen van de provincie terecht waren toegewezen. Dit vonnis bevestigt de noodzaak voor eigendomsbescherming en de handhaving van pachtovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/383463 / KG ZA 22-353
Vonnis in kort geding van 2 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mrs. A.M.H.C. Coppens en Y.A. Mijhad te [gemeente] ,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE NOORD-BRABANT,
zetelend te 's-Hertogenbosch,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Peters te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de provincie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 augustus 2022 met 4 producties
  • de aanvullende productie (productie 5) van de zijde van [eiseres]
  • de producties (productie 1 tot en met productie 9) van de zijde van de provincie
  • de eis in reconventie met producties (productie 10 tot en met productie 14) van de zijde van de provincie
  • de mondelinge behandeling op 23 augustus 2022
  • de pleitaantekeningen van de provincie.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van het perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 1] .
2.2.
Het perceel van [eiseres] wordt aan de westzijde begrensd door het perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 2] . Dit perceel heeft de provincie op [datum] 2019 in eigendom verkregen. Daarvoor was het perceel eigendom van de gemeente [gemeente] . De gemeente [gemeente] heeft het perceel een aantal jaren geleden in eigendom verkregen van diverse grondeigenaren met het doel om er glastuinbouw op te gaan ontwikkelen.
2.3.
Een deel van het perceel met [kadastrale aanduiding 2] was vroeger eigendom van [eiseres] . [eiseres] heeft dit deel aan de gemeente [gemeente] verkocht.
2.4.
Op onderstaande overzichtskaartje is de huidige situatie ter plaatste weergegeven. De percelen met nummer 1 & 2 zijn eigendom van [eiseres] . De percelen met nummer 3 en 4 zijn eigendom van de provincie. [eiseres] heeft perceel 3 in gebruik gegeven aan de firma [A] (hierna: [A] ):
2.5.
[A] teelt lelies op perceel 3.
2.6.
In de pachtovereenkomsten die de provincie sluit met haar pachters is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(…)Artikel 5 Algemene gebruiksbepalingen
6. De pachter is niet bevoegd aan derden het pachtobject geheel of gedeeltelijk onder te verpachten of onder welke titel dan ook in gebruik te geven of in genot af te staan, daaronder begrepen inscharing. (…)
(…)Artikel 8 bijzondere voorwaarden
3. Het is niet toegestaan bollen, lelies, aardbeien, prei of asperges te verbouwen of bomen te planten;
4. Op het pachtobject mogen geen glyfosaat houdende middelen (bijvoorbeeld Roundup) worden gebruikt; (…)”
2.7.
J.G.M. Daandels, voormalig burgemeester van de gemeente [gemeente] , heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren akkoord te zijn gegaan met het (voortgezet) gebruik door [eiseres] van het door haar aan de gemeente verkochte perceel.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert samengevat – bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:de provincie te verbieden om voor eind 2023 geheel of gedeeltelijk over te gaan tot het vernietigen van de op circa 2ha van het perceel [kadastrale aanduiding 2] aanwezige lelies, zulks op verbeurte van een dwangsom;
Subsidiair:de provincie te verbieden om voor half november 2022 over te gaan tot het vernietigen van de op de circa 2ha van het perceel [kadastrale aanduiding 2] aanwezige lelies, zulks op verbeurte van een dwangsom;
Zowel primair als subsidiair:de provincie te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt hier het volgende aan ten grondslag. Zowel [eiseres] als de gemeente [gemeente] heeft in het verleden ingestemd met de wijze waarop de gronden gebruikt werden en dus met een gebruiksruil van de perceelgedeelten die op de bovenstaande foto met de nummers 1 en 3 zijn aangeduid. Door de gemeente is nooit opgetreden tegen deze gebruikssituatie. Door de betreffende grond van de gemeente te kopen is de provincie in de positie van de gemeente getreden en heeft zij de gebruikssituatie te respecteren. De provincie heeft [eiseres] bij brief van 20 mei 2022 gesommeerd om het perceel waarop door [A] lelies geteeld worden te ontruimen. [A] heeft de lelies geplant met de bedoeling om deze in 2023 te oogsten. Als de lelies nu vernietigd/gerooid moeten worden zal dit een aanzienlijke schadepost voor [A] opleveren waarvoor [eiseres] aangesproken zal worden. Dat de gemeente ingestemd heeft met de wijze waarop de gronden gebruikt worden is niet schriftelijk vastgelegd. [eiseres] is van plan om dit in een bodemprocedure te laten vaststellen door bijvoorbeeld het horen van getuigen. [eiseres] is van mening dat het oordeel in de bodemprocedure afgewacht moet worden voordat overgegaan kan worden tot de vernietiging van de lelies. De provincie heeft geen belang wat zwaar genoeg weegt om het eerder vernietigen te kunnen rechtvaardigen. Zolang de provincie vasthoudt aan het ruimen van de lelies schiet zij te kort in de nakoming van de in het verleden gemaakte gebruiksafspraken. Daarom wordt primair een verbod tot het ruimen van de lelies gevorderd. Subsidiair wordt een verbod gevorderd om vóór half november 2022 over te gaan tot ontruiming omdat zo een deel van de schade kan worden voorkomen. Mocht niet aangenomen kunnen worden dat het gebruik van de gronden gebaseerd is op een afspraak uit het verleden dan staat een afweging van de wederzijdse belangen aan ontruiming in de weg en maakt de provincie misbruik van recht indien zij hiertoe toch over zou gaan.
3.3.
De provincie heet ter zitting, kort samengevat, het volgende verweer gevoerd. Betwist wordt dat sprake is van wanprestatie of onrechtmatig handelen. Van enige afspraak tussen [eiseres] en de gemeente [gemeente] op grond waarvan [eiseres] het recht heeft om het perceel te gebruiken en aan derden in gebruik te geven, is niet gebleken. De lelies worden zonder recht of titel op het perceel van de provincie geteeld. De provincie is als eigenaar van de gronden gerechtigd om aan de inbreuk op haar eigendomsrecht een einde te maken. Van misbruik van recht is geen sprake. Op grond van de pachtovereenkomsten mogen pachters van de provincie geen lelies kweken op percelen van de provincie en mag geen gebruik gemaakt worden van glyfosaat. De provincie handhaaft daar strikt op en legt indien nodig ook boetes op. In geval de vorderingen van [eiseres] toegewezen zouden worden, zou de strikte handhaving van haar pachtbeleid via de achterdeur teniet gedaan worden en omzeild worden door gebruikers die zich onrechtmatig een perceel toe-eigenen. Daarbij zijn de lelies van [A] en is van [A] verder niets meer vernomen en heeft zij zich ook niet gevoegd in de procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De provincie vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eiseres] te gebieden om binnen 24 uur na het te wijzen vonnis het perceel aan de provincie ter beschikking te stellen en toegang te verlenen tot het perceel zodat de provincie zelf de ontruiming van de lelies ter hand kan nemen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat [eiseres] niet aan dit gebod voldoet;
II. [eiseres] te verbieden om zonder schriftelijke toestemming van de provincie over het perceel te beschikken of het perceel op welke wijze dan ook te gebruiken of het derden toestaat om over het perceel te beschikken of het te gebruiken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding en € 10.000,00 voor iedere dag dat die overtreding voortduurt;
III. [eiseres] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
De provincie legt hier, samengevat, het volgende aan ten grondslag. [eiseres] bevindt zich zonder recht of titel op het perceel althans heeft dit aan een derde in gebruik gegeven voor de teelt van lelies. [eiseres] maakt hiermee een inbreuk op het eigendomsrecht van de provincie. De provincie wil zo snel mogelijk weer over haar eigendom kunnen beschikken en het kunnen inzetten als pachtgrond voor haar pachters.
4.3.
[eiseres] heeft ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende verweer gevoerd. Het spoedeisend belang van de provincie wordt betwist. Er is sprake van een situatie van goede trouw. Er zijn informele afspraken gemaakt die gekwalificeerd moeten worden als een bruikleenovereenkomst. De situatie is in stand gehouden door de gemeente [gemeente] en ook door de provincie. Daarnaast is er ook sprake van misbruik van recht. De provincie heeft geen belang bij ontruiming, De schade die geleden wordt bij ontruiming van het perceel weegt niet op tegen de inkomsten die de provincie zou genereren uit verpachting van het perceel.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie zullen gelet op de samenhang gezamenlijk behandeld worden.
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] betoogd dat het gebruikelijk is dat de pachters buiten de verpachter om “schuiven” met de gronden die zij in pacht hebben verkregen. Omdat een pachter van de provincie niet bekend was met dit gebruik dan wel daaraan niet mee wilde doen en bij de provincie erover heeft geklaagd dat een door hem gepacht perceel bij een ander in gebruik was, is de provincie ervan op de hoogte geraakt dat op een perceel van haar buiten haar om lelies worden geteeld.
Spoedeisend belang
5.3.
Omdat de provincie dreigt tot ruiming van de lelies over te gaan, heeft [eiseres] spoedeisend belang bij haar vorderingen. Omdat de provincie een einde wenst te maken aan de inbreuk op haar eigendomsrecht, heeft zij spoedeisend belang bij haar vorderingen.
Afspraak over gebruissituatie van de percelen?
5.4.
De vraag die in deze zaak centraal staat is of de provincie over mag gaan tot ontruiming van het perceel dat [eiseres] in gebruik heeft gegeven aan [A] en waarop lelies geteeld worden. [eiseres] heeft primair een beroep gedaan op een afspraak die in het verleden met de Gemeente [gemeente] gemaakt zou zijn. [eiseres] stelt dat de gemeente [gemeente] het jarenlang goed gevonden heeft dat er gebruiksruil plaatsvindt met betrekking tot de percelen (omdat dat praktischer zou zijn in verband met de ligging van een sloot). Volgens [eiseres] is de provincie door de koop van de percelen in de positie van de gemeente getreden en moet zij de gebruikssituatie respecteren. De provincie heeft betwist dat er afspraken zijn gemaakt en op haar beurt een beroep gedaan op haar eigendomsrecht. Volgens de provincie maakt [eiseres] inbreuk dit eigendomsrecht.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat de door [eiseres] gestelde afspraak die in het verleden met de gemeente [gemeente] gemaakt zou zijn over het gebruik van de percelen niet is komen vast te staan. Mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de provincie had van [eiseres] verwacht mogen morgen dat zij haar stelling dat sprake is van een afspraak, ook in kort geding, op enige wijze onderbouwd zou hebben. Nu deze onderbouwing ontbreekt kan ook niet worden aangenomen dat de door [eiseres] gestelde afspraak met de gemeente [gemeente] gemaakt is. Voor zover er al een afspraak zou zijn gemaakt, dan geldt dat de provincie niet aan deze afspraak gebonden is (zie Hoge Raad 3 maart 1905, ECLI:HR:NL:1905:1, Blaauboer/Berlips) en een beroep op 6:252 BW niet opgaat.
5.6.
Gelet op het voorgaande is dan ook conclusie dat van een wanprestatie aan de zijde van de provincie geen sprake kan zijn omdat niet vastgesteld kan worden dat de provincie in strijd handelt met enige afspraak. Wel staat vast dat [eiseres] inbreuk op het eigendomsrecht van de provincie maakt door het perceel in gebruik te hebben gegeven aan [A] . De door [eiseres] aangevoerde primaire grondslag kan dus niet tot toewijzing van haar vordering leiden.
Misbruik van recht?
5.7.
Subsidiair heeft [eiseres] aangevoerd dat de provincie misbruik van recht maakt als overgegaan wordt tot ontruiming van het perceel. Het ruimen van het perceel lelies levert een aanzienlijke schadepost op en dit staat niet in verhouding tot het recht van de provincie om de gebruikssituatie in overeenstemming te brengen met de eigendomssituatie, aldus [eiseres] . De provincie heeft weersproken dat sprake is van misbruik van recht. Haar is er alles aangelegen om handhavend te kunnen optreden tegen de lelieteelt omdat zij dit bij haar pachters ook doet, aldus de provincie. Zij stelt dat de lelieteelt een intensieve teelt betreft, waarbij met veel gif gespoten wordt en vaak ook veel (andere) schade aan de grond, zoals structuurschade aan de bodem, optreedt. Dit heeft ertoe geleid dat de provincie haar pachters verboden heeft lelies te telen op de verpachte gronden en dit verbod door haar strikt wordt gehandhaafd.
5.8.
Van misbruik van recht is onder meer sprake als een bevoegdheid met geen ander doel gebruikt wordt dan een ander te schaden, de bevoegdheid uitgeoefend wordt met een andere doel dan waarvoor zij is verleend of indien men in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
5.9.
Geoordeeld wordt dat in dit geval geen sprake is van misbruik van recht. Daarvoor is het volgende redengevend. De provincie heeft op grond van art. 5:2 BW de bevoegdheid om het perceel van een ieder die het zonder recht houdt, op te eisen. Daarnaast mag de provincie als eigenaar ook bepalen wat zij wel en niet toestaat op de percelen die zij in eigendom heeft. Vaststaat dat de provincie uitdrukkelijk in haar pachtovereenkomsten uitgesloten heeft dat er lelieteelt mag plaatsvinden op haar percelen. Ook is uitdrukkelijk uitgesloten dat de pachter het perceel in onderpacht of op een andere wijze aan een ander in gebruik mag geven. De voorzieningenrechter begrijpt het belang dat de provincie heeft bij het gebruik van haar percelen conform haar pachtovereenkomsten en het belang dat de provincie heeft bij het handhavend optreden tegen overtreding hiervan. De provincie heeft er daarom ook belang bij om tegen [eiseres] op te treden. Dat [eiseres] er verder niet bij stil gestaan heeft dat zij niet meer de eigenaar was van het perceel dat zij aan [A] in gebruik gegeven heeft, wordt gelet op de eigen stelling van [eiseres] niet aannemelijk geacht. [eiseres] weet namelijk goed aan te geven welk deel van haar voormalige percelen zij aan de gemeente verkocht heeft. En daarbij als het al zo zou zijn dat [eiseres] niet meer wist of zij eigenaar was het perceel dan kan dit niet aan de provincie tegengeworpen worden. Dit maakt ook niet dat de provincie misbruik van recht maakt door het opeisen van haar perceel. Als eigenaar mag zij namelijk haar eigendom opeisen bij degene die het zonder recht onder zich houdt. Zoals eerder overwogen staat vast dat [eiseres] inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de provincie. Het is aan [eiseres] om voordat zij aan een derde toestemming geeft een perceel te gebruiken zich er van te vergewissen dat zij eigenaar is van het betreffende stuk land en daardoor gerechtigd is om het land aan een derde ter beschikking te stellen. [eiseres] heeft verder nog aangevoerd dat zij zich bij ruiming van de lelies geconfronteerd ziet met een schadeclaim van [A] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit moment op geen enkele wijze vaststaat dat [A] daadwerkelijk een claim tegen [eiseres] zal instellen en hoe hoog deze claim zal zijn. De door [eiseres] als productie 5 overgelegde overzichten zijn daartoe onvoldoende. Van een (voorlopige) aansprakelijkheidstelling is verder niets gebleken. Omdat de provincie gemotiveerd heeft aangeven waarom zij op korte termijn tot ruiming van de lelies wenst over te gaan en zij daar ook belang bij heeft, maakt zij geen misbruik van eigendomsrecht ook in het geval dat de ruiming van de lelies substantiële schade tot gevolg zou hebben.
Conclusie
5.10.
Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen in conventie afgewezen worden en dat de vorderingen in reconventie toegewezen worden omdat [eiseres] inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de provincie. Ook de vordering om [eiseres] te verbieden om zonder schriftelijke toestemming over het perceel te beschikken of het aan derden in gebruik te geven wordt toegewezen. [eiseres] zal het eigendomsrecht van de provincie moeten respecteren. Ook de dwangsommen zullen toegewezen worden zoals gevorderd. Daarbij tekent de voorzieningenrechter ten overvloede aan dat [eiseres] eventueel dwangsommen aan de provincie kan verbeuren in het geval [A] de ruiming van de lelies door de provincie zou belemmeren. Zie: Hoge Raad 1 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1423.
Proceskosten en nakosten
5.11.
[eiseres] zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de provincie worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
656,00
Totaal € 1.332,00
5.12.
[eiseres] zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de provincie worden begroot op:
- salaris advocaat € 328,00 (factor 0,5 × tarief € 656,00)
Totaal € 328,00
5.13.
Gelet op het recente arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) zal geen aparte veroordeling in de nakosten worden opgenomen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de provincie tot op heden begroot op € 1.332,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag indien [eiseres] niet binnen veertien dagen na dit vonnis deze kosten heeft voldaan,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
gebiedt [eiseres] om binnen 24 uur het perceel aan de provincie ter beschikking te stellen en toegang te verlenen tot het perceel zodat de provincie zelf de ruiming van de lelies ter hand kan nemen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat [eiseres] niet aan dit gebod voldoet,
6.5.
verbiedt [eiseres] om zonder schriftelijke toestemming van de provincie over het perceel te beschikken of het perceel op welke wijze dan ook te gebruiken of het derden toestaat om over het perceel te beschikken of het te gebruiken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding en € 10.000,00 voor iedere dag dat die overtreding voortduurt.
6.6.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de provincie tot op heden begroot op € 328,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag indien [eiseres] niet binnen veertien dagen na dit vonnis deze kosten heeft voldaan,
6.7.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2022.