ECLI:NL:RBOBR:2022:4757

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
SHE 21/1081
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging Ziektewetuitkering na Eerstejaars Ziektewetbeoordeling met bestuurlijke en burgerlus

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 11 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn Ziektewetuitkering te beëindigen behandeld. De rechtbank constateert dat het UWV een gebrek in de besluitvorming heeft vertoond, met name door het niet plaatsvinden van een spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B in de bezwaarfase. Eiser heeft zijn uitkering per 22 november 2020 beëindigd gekregen na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling, waarbij het UWV oordeelde dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank biedt het UWV de gelegenheid om het gebrek in de besluitvorming te herstellen binnen twaalf weken na verzending van het proces-verbaal van deze tussenuitspraak. Tevens krijgt eiser de kans om zijn medische beroepsgronden nader toe te lichten, uiterlijk een week voor het spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het UWV het gebrek heeft hersteld en eiser zijn standpunten heeft onderbouwd. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij het afzien van spreekuurcontact en de noodzaak voor eiser om zijn beperkingen concreet te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1081 T

proces-verbaal van de mondelinge tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van

11 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.A.M. van Vlerken),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV)
(gemachtigde: mr. A.P.J. Mijs).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Actief Werkt! Uitzendbureau B.V.uit Breda (de ex-werkgever)
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om eisers Ziektewetuitkering (ZW-uitkering) te beëindigen op 11 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het UWV deelgenomen. Eiser en de ex-werkgever zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting tussenuitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het UWV in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van het proces-verbaal van deze tussenuitspraak het gebrek in de besluitvorming te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • stelt eiser in de gelegenheid om uiterlijk een week voor het plaatsvinden van het nog te houden spreekuurcontact met de verzekeringsarts bezwaar & beroep (B&B) zijn standpunten nader te onderbouwen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn uitkering op grond van de ZW te beëindigen.
1.1.
Met het besluit van 16 oktober 2020 heeft het UWV na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) de ZW-uitkering van eiser per 22 november 2020 beëindigd, omdat hij minder van 35% arbeidsongeschikt zou zijn.
1.2.
Met het bestreden besluit van 9 april 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het besluit van 16 oktober 2020 ongegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en vervolgens een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.4.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Eiser heeft vervolgens twee aanvullende beroepschriften (per e-mail) ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan de orde is of het UWV eisers ZW-uitkering terecht heeft beëindigd per 22 november 2020. Eiser en het UWV verschillen van mening of het UWV de beperkingen van eiser goed heeft vastgesteld die met name het gevolg zijn van rugklachten en daarmee verband houdende pijnklachten. Ook zijn eiser en het UWV het er niet eens of de door het UWV geduide functies voor eiser geschikt zijn. Tot slot vindt eiser dat de verzekeringsarts B&B van het UWV ten onrechte heeft afgezien van een spreekuurcontact bij de beoordeling van het bezwaar van eiser.
3. Het UWV heeft op de zitting gezegd dat als de rechtbank een gebrek in de besluitvorming constateert, hij bereid is dat gebrek te herstellen. Dit wordt een bestuurlijke lus genoemd. De rechtbank kan ook eiser in de gelegenheid stellen om zijn standpunten nader te onderbouwen als de rechtbank vindt dat die onvoldoende zijn onderbouwd. Dit wordt een burgerlus genoemd. De rechtbank constateert dat de besluitvorming van het UWV een gebrek vertoont, maar ook dat een aantal van eisers standpunten op dit moment onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank past daarom een combinatie van een bestuurlijke lus en een burgerlus toe en licht dat hieronder toe.
4. De rechtbank zal allereerst het gebrek in de besluitvorming van het UWV bespreken en de in verband daarmee te geven aanwijzingen om dat te kunnen herstellen.
4.1.
Ten aanzien van het niet plaatsvinden van het spreekuurcontact in bezwaar is de hoofdregel, zoals die voortvloeit uit de vaste rechtspraak van de Raad, dat dit moet plaatsvinden als in de primaire fase de beoordeling door een arts heeft plaatsgevonden. [1] Die situatie doet zich hier voor. Als dan toch door de verzekeringsarts B&B wordt afgezien van spreekuurcontact, dan moet dat deugdelijk worden gemotiveerd. [2] De rechtbank is van oordeel dat die motivering in dit geval niet deugdelijk is. Allereerst is die motivering niet door de verzekeringsarts B&B zelf gegeven, maar via de gemachtigde van het UWV, wat volgens de rechtspraak van de Raad niet kan worden geaccepteerd. [3] Dat deze motivering tot stand is gekomen in overleg met de verzekeringsarts B&B, zoals de gemachtigde van het UWV op de zitting heeft aangegeven, is voor de rechtbank geen aanleiding om (in afwijking van de rechtspraak van de Raad) tot een ander oordeel te komen. Met betrekking tot het standpunt van het UWV, dat al een onderzoek door de huisarts van eiser had plaatsgevonden, heeft eiser terecht opgemerkt dat het uitvoeren van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet aan een andere medicus kan worden “uitbesteed”. [4] Het UWV kan worden nagegeven dat eiser zijn geclaimde verdergaande beperkingen slechts algemeen heeft onderbouwd, maar een verzekeringsgeneeskundig onderzoek kan er ook juist toe bijdragen dat hier meer helderheid over ontstaat.
4.2.
Bij deze stand van zaken is in dit geval spreekuurcontact aangewezen. Dat zal gaan plaatsvinden ruim na de datum in geding (van 22 november 2020), zoals het UWV ook terecht op de zitting heeft opgemerkt, maar dat is bij verzekeringsgeneeskundige beoordelingen niet zelden het geval. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het spreekuurcontact nog altijd van meerwaarde zal zijn.
5. De rechtbank zal vervolgens de beroepsgronden van eiser bespreken en de in verband daarmee te geven aanwijzingen om die nader te onderbouwen.
5.1.
Eiser stelt dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts B&B (en daarvoor de primaire arts) is vastgesteld. Dat volgt volgens eiser uit de medische informatie van de fysiotherapeut en de (door het UWV opgevraagde) medische informatie van de huisarts. Eiser heeft echter niet aangegeven welke concrete beperkingen in arbeid hij claimt (bijvoorbeeld door te verwijzen naar concrete beoordelingspunten in de FML) en uit welke concrete onderdelen van de overgelegde medische informatie die verdergaande beperkingen zouden moeten volgen. Eiser zal dat dus nog nader moeten onderbouwen.
5.2.
Verder vindt de rechtbank het met de verzekeringsarts B&B voorstelbaar dat eiser graag een oorzaak voor zijn pijnklachten zou willen weten, maar op grond van de rechtspraak van de Raad kunnen beperkingen in arbeid alleen worden aangenomen op basis van een medisch objectiveerbare grond. Ook hier geldt overigens dat eiser niet heeft geconcretiseerd tot welke (verdere) beperkingen in arbeid dit zou moeten leiden. Voor zover eiser stelt dat zijn pijnklachten tot (nog) verdergaande beperkingen zouden moeten leiden, is het aan eiser om die medisch te objectiveren of medische informatie te overleggen waaruit die objectivering volgt.
5.3.
Voor zover eiser ook bij de huidige door het UWV vastgestelde belastbaarheid van oordeel is dat de voor hem geselecteerde functies niet geschikt zouden zijn, is dit niet verder onderbouwd. Zonder die onderbouwing kan deze beroepsgrond niet slagen. Eiser wordt in de gelegenheid gesteld om die onderbouwing alsnog aan te leveren.
6. Dan volgt nu nog een aantal aanwijzingen voor het vervolg van de procedure.
6.1.
Het UWV heeft op de zitting verklaard gebruik te zullen maken van een door de rechtbank geboden mogelijkheid om een geconstateerd gebrek in de besluitvorming te herstellen. De rechtbank heeft een dergelijk gebrek geconstateerd en aanleiding gezien om het UWV in de gelegenheid te stellen dat te herstellen. De rechtbank stelt daarvoor de (in artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb bedoelde) termijn van twaalf weken. Dat herstellen kan, na het plaatsvinden van het spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B, hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Mocht het UWV niet in staat zijn om van de hiervoor genoemde mogelijkheden gebruik te maken binnen de daarvoor gestelde termijn, dan zal het UWV binnen de gestelde termijn een concreet en gemotiveerd verzoek voor verlenging daarvan moeten indienen.
6.2.
Eiser wordt in de gelegenheid gesteld een nadere onderbouwing van zijn standpunten en eventuele aanvullende medische informatie aan te leveren tot uiterlijk een week voordat het hiervoor bedoelde spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B zal plaatsvinden, zodat die nadere onderbouwing en de eventuele aanvullende medische informatie door de verzekeringsarts B&B kan worden betrokken bij de voorbereiding van het spreekuurcontact en bij de naar aanleiding daarvan op te stellen verzekeringsgeneeskundige rapportage.
6.3.
Nadat het UWV gebruik heeft gemaakt van de herstelgelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV (volgens artikel 8:51b, derde lid, van de Awb). Ook hier geldt dat als – in dit geval – eiser niet in staat is om van de hiervoor genoemde mogelijkheden gebruik te maken binnen de daarvoor gestelde termijn, hij binnen die termijn een concreet en gemotiveerd verzoek voor verlenging daarvan moet indienen.
6.4.
In beginsel zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep, ook in de situatie dat een partij een termijn voor een reactiemogelijkheid ongebruikt laat verstrijken.
6.5.
De rechtbank wijst er nog op dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. [5]
De rechter deelt mee dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst er tot slot op dat tegen deze tussenuitspraak nu geen hoger beroep kan worden ingesteld. Tegen deze tussenuitspraak kan wel hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Deze tussenuitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2022 door
mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.CRvB 2 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3550.
2.CRvB 22 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1836.
3.CRvB 2 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3031.
4.CRvB 10 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:84.
5.ABRvS 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.