ECLI:NL:RBOBR:2022:4946

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
21/2493
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering door het UWV en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) te beëindigen. Het UWV had op 8 oktober 2021 het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 19 maart 2021 ongegrond verklaard, waardoor eiseres vanaf 15 april 2021 geen WIA-uitkering meer ontving. Eiseres stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat zij enkel door een niet-verzekeringsarts was onderzocht en er geen spreekuurcontact had plaatsgevonden met de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B). De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoen aan de kwaliteitseisen en dat de medische beoordeling van eiseres adequaat is uitgevoerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Dit betekent dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering per 15 april 2021 en dat zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2493

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Akdeniz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV)
(gemachtigde: mr. A.P.J. Mijs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) te beëindigen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 8 oktober 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 19 maart 2021 ongegrond verklaard. Het UWV is bij zijn besluit gebleven dat eiseres vanaf 15 april 2021 geen uitkering op grond van de Wet WIA krijgt.
1.2.
Eiseres heeft tegen het besluit van 8 oktober 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres werkt sinds 5 februari 2019 als schoonmaakster gedurende 31,25 uur per week. Op 18 april 2019 is eiseres ziek gemeld wegens rugklachten met uitstraling naar het linkerbeen. Daarnaast is sprake van psychische klachten. Het dienstverband is op 3 september 2019 geëindigd. Op 21 december 2020 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Die aanvraag is met het besluit van 15 april 2021 afgewezen.

Standpunten van partijen

Standpunt van eiseres
3. Eiseres heeft aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is verricht, omdat zij voorafgaand aan het besluit van 15 april 2021 enkel is onderzocht door een arts, niet zijnde een verzekeringsarts, en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) ten onrechte heeft afgezien van een spreekuurcontact. Ook is eiseres van mening dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en haar beperkingen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij te maken heeft met psychische klachten, nekklachten en rechterhand- en armklachten (waaronder en verdoofd gevoel van de rechterhand). Eiseres slaapt slecht en heeft concentratieproblemen. Ook is sprake van hoofdpijn, duizeligheid, pijn in de schouder en nekklachten. De pijn zorgt voor vermoeidheid bij eiseres. In oktober 2020 is eiseres gezien door een neuroloog van het Sint Anna Ziekenhuis. Er is een MRI en een EMG gemaakt waarop te zien is dat er een verdikking zit in de rechterschouder en een ophoping van vocht. De pijnklachten en de energetische beperking maken volgens eiseres dat sprake is van een urenbeperking. Eiseres acht gedurende maximaal 4 uur per dag belastbaar voor licht werk. Na twee uur werk moet eiseres een uur rusten waarna zij weer twee uur kan werken. Eiseres acht zich met de door haar geclaimde verdergaande beperkingen niet in staat de geduide functies te verrichten. Voor de onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres informatie van de huisarts en een aantal verklaringen (van 14 oktober 2021, 14 november 2021 en 14 maart 2022) van revalidatiearts J. Hofstede ingestuurd.
Verweer van het UWV
4. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet het UWV geen aanleiding om zijn standpunt te wijzen. Eiseres heeft met dezelfde onderbouwing in de bezwaarfase ook een urenbeperking geclaimd, en de verzekeringsarts B&B heeft toen al gemotiveerd waarom zij daar niet voor in aanmerking komt. De door eiseres ingestuurde medische verklaring geven daartoe geen aanleiding, omdat deze verklaringen dateren van ver na de datum in geding.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de of eiseres per 15 april 2021 recht heeft op een WIA-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
6. Het beroep van eiseres is naar het oordeel van de rechtbank ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De zorgvuldigheid van de besluitvorming
6.1.
De vereisten waaraan de besluitvorming van het UWV moet voldoen, vloeien voort uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb). Rapporten van verzekeringsartsen moeten blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en moeten deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Als een rapport van een verzekeringsarts niet voldoet aan de kwaliteitseisen die in artikel 4 van het Sb zijn neergelegd, kan het bestreden besluit alleen al om die reden geen stand houden.
6.2.
Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig is geweest. Daarbij is het volgende van belang. Uit het rapport van de primaire arts van 25 februari 2021 blijkt dat het dossier is bestudeerd en dat eiseres op 5 februari 2021 is gezien op het spreekuur. Tijdens het spreekuur (dat 2 uur heeft geduurd) heeft de arts een (uitgebreide) anamnese afgenomen en is eiseres lichamelijk en (observerend) psychisch onderzocht. Ook is de informatie van de bedrijfsarts en van Gz psycholoog kenbaar bij de beoordeling betrokken. Het sociaal medisch oordeel van de primaire arts is vervolgens getoetst en akkoord bevonden door de verzekeringsarts.
6.3.
De Centrale Raad van Beroep heeft de situatie waarin een geregistreerde verzekeringsarts een rapport beoordeelt van een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts, opgemaakt na spreekuuronderzoek door deze niet als verzekeringsarts geregistreerde arts, en waarbij de geregistreerde verzekeringsarts de beschikking heeft over het gehele dossier en het rapport vervolgens medeondertekent, beoordeeld als een voldoende zorgvuldige handelwijze. [1] Deze situatie doet zich hier voor.
6.4.
Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van 23 augustus 2021 blijkt dat in bezwaar ook het dossier is bestudeerd en dat de verzekeringsarts B&B kennis heeft genomen van de door eiseres ingestuurde informatie van de huisarts, de neuroloog, orthopedisch chirurg en de fysiotherapeut. De verzekeringsarts B&B heeft eiseres niet onderzocht op een spreekuur. Ten aanzien van het niet plaatsvinden van het spreekuurcontact in bezwaar is de hoofdregel, zoals die voortvloeit uit de vaste rechtspraak van de Raad, dat dit moet plaatsvinden als in de primaire fase de beoordeling door een arts heeft plaatsgevonden. [2] Daarom zal, indien de medische grondslag van de besluitvorming wordt betwist, in deze fase van de procedure een louter dossieronderzoek in de regel niet volstaan. [3] Als dan toch door de verzekeringsarts B&B wordt afgezien van spreekuurcontact, dan moet dat deugdelijk worden gemotiveerd. [4]
6.5.
In zijn rapportage van 23 augustus 2021 heeft de verzekeringsarts B&B aangegeven dat in de primaire fase een uitgebreid spreekuur van twee uren heeft plaatsgevonden, waarbij alle klachten en belemmeringen in beeld zijn gekomen en de primaire arts eigen psychisch en lichamelijk onderzoek heeft verricht. Met de medische informatie is kenbaar rekening gehouden. Uit de in bezwaar overgelegde informatie is geen evident ander medische beeld te herleiden is dan door de primaire arts is beschreven. In zijn rapportage van 11 oktober 2022 heeft de verzekeringsarts B&B verder aangegeven dat de primaire arts reeds een uitgebreid en volledig medisch onderzoek heeft verricht en informatie vanuit de behandelend sector heeft betrokken. Dit zijn basisvaardigheden van alle artsen, dus van de bevindingen van de primaire arts kan worden uitgegaan. Daar komt nog eens bij dat die bevindingen overeenstemmen met de bevindingen van de behandelend sector. De verzekeringsarts B&B overweegt verder dat de primaire arts de klachten en belemmeringen uitgebreid heeft beschreven. In bezwaar zijn geen nadere klachten of medische gegevens ingebracht waaruit kan worden afgeleid dat de primaire arts iets heeft gemist. Tot slot merkt de verzekeringsarts B&B op dat de vertaling van de medische onderzoeksresultaten naar beperkingen in arbeid wel de deskundigheid van een verzekeringsarts betreft en dat daarom de primaire beoordeling ook is gecontrasigneerd door een verzekeringsarts en de heroverweging in bezwaar door een verzekeringsarts B&B is verricht. Hiervoor, zo begrijpt de rechtbank, was het in dit geval niet noodzakelijk dat een verzekeringsarts zelf het onderzoek heeft verricht. Een onderzoek door de verzekeringsarts B&B heeft daarom niet plaatsgehad en hij heeft zijn medische heroverweging daarom gebaseerd op de in het dossier aanwezige stukken.
6.6.
De rechtbank volgt het hierboven beschreven standpunt van de verzekeringsarts B&B dat in dit geval kon worden afgezien van een eigen psychisch en lichamelijk onderzoek. Eiseres heeft allereerst niets inhoudelijks ingebracht tegen de uitvoerige motivering van de verzekeringsarts B&B waarom in bezwaar van het spreekuurcontact is afgezien. Daarbij acht de rechtbank tevens van belang dat eiseres heeft aangegeven dat voor met name van belang is dat een urenbeperking moet worden aangenomen. De rechtbank begrijpt de overwegingen van de verzekeringsarts B&B zo dat een nieuw psychisch en lichamelijk onderzoek daarover geen nieuwe inzichten zal opleveren en dat die vraag ook op grond van de voorhanden zijnde gegevens kan worden beantwoord. In het licht van wat de verzekeringsarts B&B verder heeft aangegeven kan de rechtbank dat standpunt volgen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts B&B blijk heeft gegeven op de hoogte te zijn geweest van de aard van alle relevante door eiser geclaimde klachten, bij het onderzoek en de beoordeling alle aanwezige medische informatie inzichtelijk heeft betrokken en de conclusie navolgbaar heeft gemotiveerd en in overeenstemming is met de medische informatie die afkomstig is uit de behandelend sector. Daarom kan niet worden ingezien waarom in dit geval de handelwijze van het UWV in bezwaar als onzorgvuldig moet worden aangemerkt.
6.7.
De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts B&B aanvullend onderzoek had moeten doen of aanvullende medische informatie had moeten opvragen. Daarbij volgt de rechtbank de stelling van het UWV dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat een verzekeringsarts in beginsel op zijn eigen oordeel kan varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de rapportages van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies van de rapportages logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.
Medisch inhoudelijk
6.8.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. Dit licht de rechtbank hierna toe.
6.9.
De verzekeringsarts B&B is bekend met de klachten van eiseres. Zo is sprake van rugklachten, psychische klachten vermoeidheidsklachten en klachten aan de rechterkant van de nek, de rechterarm en de rechterhand.
6.10.
De informatie van de psycholoog komt overeen met de door eiseres beschreven klachten, het dagverhaal en de bevindingen van de primaire arts bij het psychisch onderzoek tijdens het spreekuur. In de functionele mogelijkhedenlijst (fml) is hier rekening mee gehouden door beperkingen aan te nemen in de rubrieken I, II, en VI. Bij eiseres is sprake van stressintolerantie. Er zijn dan ook met name beperkingen opgenomen ten aanzien van stresserende werkzaamheden. Ook is in de fml in ruime mate rekening gehouden met de rugklachten. Er zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van zwaar fysieke arbeid. Over de nek, arm en handklachten heeft de neuroloog geschreven dat bij onderzoek geen evidente neurogene verschijnselen werden gezien. De orthopedisch chirurg komt tot de conclusie dat sprake is van tendinose van de supraspinatuspees en bursitis. De schouderfunctie is hierdoor bij het heffen van de arm beperkt tot schouderhoogte en heeft een lichte afname van kracht. Dit werd ook gevonden door de primaire arts. Hier zijn ruime beperkingen voor aangenomen in de fml. In verband met de rug- en nekklachten is van belang dat eiseres haar houding kan afwisselen. Op een röntgenfoto van de nekwervels werden degeneratieve afwijkingen gezien. Beweging van de nek is pijnlijk voor eiseres desalniettemin is het goed voor herstel en dient daarom niet te worden vermeden. Ondanks dat deze afwijkingen ook kunnen worden toegeschreven aan het verouderingsproces zijn toch beperkingen met betrekking tot nekbewegingen opgenomen in de fml. Ook worden in de rubrieken IV en V opgenomen voor met name tillen en dragen waardoor een te grote belasting van de nek wordt vermeden. In verband met beperkingen in het gebruik van de rechter dominante hand zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van de knijpkracht en dienen repetitieve bewegingen met kracht vermeden te worden. Er zijn geen beperkingen opgenomen ten aanzien van de concentratie omdat tijdens het spreekuurcontact niet gebleken is dat hier sprake van is. Met de vermoeidheidsklachten als gevolg van de pijn en het slecht slapen is rekening gehouden door de zwaarte van het werk zowel fysiek als psychisch aan te passen. Ook is een beperking opgenomen ten aanzien van werken tijdens nachtdiensten. Het is volgens de verzekeringsarts B&B niet nodig om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Volgens de verzekeringsarts B&B is geen sprake van een zodanig ernstige aandoening die leidt tot een verminderd basaal energetisch vermogen of een energetische stoornis die in onvoldoende mate gecompenseerd kan worden door het aangeven van fysieke en psychische beperkingen. Ook is geen sprake van verminderde belastbaarheid voor arbeid door tijdsbeslag door therapie. Evenmin is er aanleiding een urenbeperking aan te nemen op grond van een preventieve indicatie.
6.11.
De rechtbank ziet geen aanleiding de bevindingen van de verzekeringsarts B&B voor onjuist te houden. In wat eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het UWV haar beperkingen heeft onderschat. Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd die aanleiding geven tot twijfel aan de bevindingen van de verzekeringsarts B&B. De verzekeringsarts B&B heeft verder deugdelijk gemotiveerd dat de in beroep ingestuurde informatie van de huisarts en van revalidatiearts Hofstede van (ver) na de datum in geding is, en daarom bij de beoordeling die hier aan de orde is geen betekenis kan toekomen.
Arbeidskundig
6.12.
Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde beperkingen zoals neergelegd in de FML van 25 februari 2021, geldig vanaf 5 februari 2021, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de passendheid van de door de arbeidsdeskundige B&B aan de schatting ten grondslag gelegde functies van Receptionist (SBC-code: 315120), Administratief medewerker (documenten scannen) (SBC-code: 315133) en Administratief ondersteunend medewerker (SBC-code: 315100).
6.13.
De gronden die eiseres heeft aangevoerd tegen de arbeidsdeskundige beoordeling gaan uit van door eiseres voorgestane, maar door de verzekeringsarts B&B niet aangenomen, verdergaande medische beperkingen. Deze gronden slagen daarom niet.
6.14.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat per 15 april 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 15 januari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:39
2.Centrale Raad van Beroep 2 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3550.
3.Centrale Raad van Beroep 22 oktober 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG1543
4.Centrale Raad van Beroep 22 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1836.