In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 24 november 2022, wordt het beroep van eiseres, een B.V., beoordeeld met betrekking tot de hoogte van de WOZ-waarde van een onroerende zaak die als groothandel wordt gebruikt. De heffingsambtenaar van de gemeente Best had de WOZ-waarde vastgesteld op € 9.618.000 per waardepeildatum 1 januari 2020, maar eiseres betwist deze waarde en stelt een waarde voor van € 7.309.000. De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2022 behandeld, waarbij de taxateur van de heffingsambtenaar, P.J. Mulder, aanwezig was om de onderbouwing van de WOZ-waarde te verdedigen.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast heeft voldaan, omdat de onderbouwing van de gecorrigeerde vervangingswaarde onvoldoende was. De taxateur had de waarde getaxeerd op € 10.240.000, maar de rechtbank vond de onderbouwing van de bouwkosten, levensduur en restwaarde niet overtuigend. Bovendien was het gebruik van archetypes voor de taxatie niet begrijpelijk, aangezien de onroerende zaak niet overeenkomt met de functies van de genoemde archetypes.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep gegrond is en stelt de waarde van het bedrijfsobject vast op € 8.800.000. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar en veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiseres, die op € 2.056 worden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.