Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Bergeijk, de heffingsambtenaar(E.M.J.T. Helmond-Boonen).
Inleiding
Feiten2.Eiser is eigenaar van de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] . Het betreft een vrijstaande woning uit 1956. De woning bestaat uit een hoofdgebouw van 660 m³ met als bijgebouwen een garage (450 m³), een berging (81 m³), een tuinhuis, een dakkapel en twee overkappingen (20 m²). Tot de woning behoort verder een perceel met een oppervlakte van 748 m².Beoordeling door de rechtbank3.1In geschil is de WOZ-waarde van de woning voor kalenderjaar 2021 per waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser bepleit een waarde van € 420.000. De heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing van de vastgestelde waarde (€ 477.000) naar de gelijkluidende getaxeerde waarde, zoals opgenomen in het taxatierapport dat op 17 januari 2022 is opgesteld door taxateur [naam] .
.De grondstaffel is voor alle woningen gelijk en daarmee zijn de verschillen in de grondwaarde af te leiden. De rechtbank is van oordeel dat de waardebepaling van de heffingsambtenaar in zoverre niet op onjuiste uitgangspunten berust. De heffingsambtenaar heeft voorts met de waardematrix en de daarover op zitting gegeven toelichting naar behoren inzicht gegeven in de wijze waarop hij tot de waarde is gekomen.
4.9Eiser heeft tenslotte aangevoerd dat de heffingsambtenaar de indexeringspercentages niet inzichtelijk heeft gemaakt, zodat voor eiser niet te herleiden is of een juiste indexering heeft plaatsgevonden. Deze beroepsgrond slaagt niet. De correcties die worden toegepast in woningtaxaties, waaronder indexeringspercentages, berusten deels – en mogen ook berusten – op een inschatting die de taxateur maakt op grond van zijn ervaring en kennis, waarbij hij mede gebruik maakt van de permanente marktanalyse die wordt uitgevoerd om te bezien of de gehanteerde percentages aanpassing behoeven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een taxatieopbouw een hulp- en controlemiddel is bij de waardevaststelling. De afzonderlijke elementen van de taxatieopbouw worden niet apart op hun juistheid beoordeeld, want uiteindelijk ligt enkel de eindwaarde ter toetsing voor. [5] Wel is van belang dat een taxateur enig houvast kan bieden welke elementen een rol spelen bij de correctie en dat die elementen de rechtbank ervan kunnen overtuigen dat voldoende rekening is gehouden met de juiste prijsindexering van de verkooptransacties naar de waardepeildatum. De heffingsambtenaar heeft bij zijn verweerschrift en taxatierapport een prijsindex voor vrijstaande woningen in Bergeijk overgelegd. Met die stukken is de indexering inzichtelijk gemaakt en is ook inzichtelijk welke verkoopcijfers zijn toegepast en hoe daarmee de eindwaarde van de referentieobjecten tot stand is gekomen. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting naar voren gebracht dat ten aanzien van de referentieobjecten [adres 1] en [adres 1] ten onrechte is uitgegaan van de leveringsdatum en niet van de datum van het sluiten van de overeenkomst. De heffingsambtenaar heeft desgevraagd toegelicht dat de transportdatum is gebruikt, omdat de datum van de koopovereenkomst niet te achterhalen was. Voor zover de datum van de koopovereenkomst wel door de heffingsambtenaar was gebruikt (zoals eiser wenst), dan had dit volgens de heffingsambtenaar - gelet op de stijgende woningmarkt - juist geleid tot een hogere WOZ-waarde van de woning omdat sprake was van twee verkooptransacties van voor de waardepeildatum. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met deze toelichting op zitting en de overgelegde stukken voldoende inzicht heeft gegeven in hoe de indexering van de verkoopprijs van de referentieobjecten naar de waardepeildatum heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet in dat wat eiser heeft aangevoerd ook geen reden om aan de juistheid van de indexeringscijfers te twijfelen. Voor eiser was duidelijk welke prijsindex de heffingsambtenaar heeft gebruikt. Gelet hierop had het op de weg gelegen van eiser om aan te geven waarom de door de heffingsambtenaar gehanteerde indexeringspercentages niet juist zijn. Dat heeft eiser niet gedaan. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat eiser daartegenover niet zelf een onderbouwd indexatiecijfer heeft ingebracht.