Uitspraak
[verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster
Inleiding
Beslissing
- schorst het bestreden besluit tot en met zes weken na de beslissing op bezwaar
- bepaalt dat deze schorsing vervalt als verzoekster niet voldoet aan de volgende voorwaarden:
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,00 aan proceskosten aan verzoekster;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan verzoekster moet vergoeden.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
- Op 16 maart 2004 is een revisievergunning op grond van de Wet Milieubeheer verleend voor de inrichting aan het [adres] te [vestigingsplaats] voor het bewerken en breken van bouw- en sloopafval, het op- en overslaan van zand en grond alsmede de overslag van asbesthoudende afvalstoffen.
- Vervolgens zijn op 19 april 2006, 2 oktober 2009, 29 februari 2012, 15 juli 2014, 16 januari 2015, 6 november 2018 en 29 juli 2021 veranderingsvergunningen verleend voor de activiteit “milieu”.
- Het bedrijf van verzoekster is een type C-inrichting en bevat een IPPC-installatie.
- Op 7 maart 2022 respectievelijk 6 juli 2022 hebben ter plaatse van het bedrijf van verzoekster door een toezichthouder van het college controles plaatsgevonden. Hierbij is geconstateerd dat verzoekster het naburige perceel aan de [adres] in gebruik heeft genomen. Op dit naburige perceel was voorheen het bedrijf [naam] gevestigd (een mestvergistingsbedrijf). Op dat moment (en ook op 19 december 2022 staat hier een puinbreker en vindt onder andere opslag van (on)gebroken puin, grond en zand plaats. Op het terrein van de inrichting aan [adres] vindt geen opslag meer plaats.
- Op 8 juli 2022 heeft verzoekster bij het college een aanmeldnotitie m.e.r.-beoordelingsplicht als bedoeld in artikel 7.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer ingediend. De aanmeldingsnotitie betreft de voorgenomen aanvraag voor een revisievergunning. Het gaat hierbij om onder meer de navolgende activiteiten:
- Bij brief van 8 augustus 2022 heeft het college aan verzoekster medegedeeld dat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn om te kunnen beoordelen of de activiteiten belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
- Bij besluit van 23 augustus 2022 heeft het college aan verzoekster de last onder dwangsom opgelegd.
- Bij besluit van 28 oktober 2022 heeft het college besloten dat geen milieueffectrapport noodzakelijk is. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen die reden geven voor een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer.
- Op 1 november 2022 heeft [naam] B.V. (de adviseur) namens verzoekster bij het college een aanvraag revisievergunning fase 1 milieu (artikel 2.1, eerste lid onder e in combinatie met artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingediend. De adviseur heeft ook een aanvraag voor een omgevingsvergunning tweede fase voor de activiteiten bouwen en ruimtelijk afwijken (artikel 2.1, eerste lid onder a en c van de Wabo) ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk. Die heeft de aanvraag doorgezonden aan het college.
- Op 15 december 2022 heeft het college de adviseur van verzoekster verzocht om aanvullende gegevens.
- Het college heeft op de zitting van 19 december 2022 onweersproken aangegeven dat bij een controle op 15 december is geconstateerd dat er geen verontreinigde grond wordt opgeslagen in een van de voormalige mestvergistingssilo’s. Daar wordt wel grind opgeslagen.
- Verder wordt materiaal opgeslagen op het perceel [adres] ten behoeve van verwerking in de puinbreekinstallatie.
- Op 18 december 2022 heeft verzoekster een deel van de door het college gevraagde gegevens aangeleverd.
- Als de puinbreekinstallatie niet wordt gebruikt op het perceel [adres] , zijn er ook geen milieugevolgen die nog niet zijn beoordeeld.
- Het nu opgeslagen materiaal op het terrein bevat geen gevaarlijke afvalstoffen en de enkele opslag heeft ook geen milieugevolgen.
- Aanvoer van materiaal op het perceel [adres] leidt tot transportbewegingen en kan daarmee wel leiden tot milieugevolgen.
- het college is niet in staat om op korte termijn te beoordelen of sprake is van een ontvankelijke aanvraag (omdat er nog gegevens ontbreken).
Conclusie en gevolgen
deze uitspraak te ondertekenen.