Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[verzoeker sub 1]
[verzoeker sub 2],
1.[gerekestreerde sub 1] ,
[gerekestreerde sub 2],
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak hebben verzoekers op 4 maart 2022 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Oost-Brabant, waarin zij verlof vroegen voor het leggen van conservatoir beslag op een perceel grond. Dit perceel was geschonken door de vader van de gerekestreerden aan hen, terwijl verzoekers stelden dat er een voorkeursrecht tot koop op het perceel rustte. De voorzieningenrechter heeft op 9 maart 2022 een verhoor via Skype gehouden, waarbij alleen de verzoekers en hun advocaat aanwezig waren.
De verzoekers baseerden hun verzoek op het arrest Pos/Van den Bosch van de Hoge Raad, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de schenking door de vader van de gerekestreerden geen wanprestatie opleverde. Het voorkeursrecht was enkel van toepassing bij verkoop en niet bij schenking. De voorzieningenrechter concludeerde dat het aanvaarden van de schenking door de gerekestreerden niet onrechtmatig was jegens de verzoekers.
Daarnaast was er onduidelijkheid over de aard van het beoogde beslag. Verzoekers vroegen om zowel een geldvordering te begroten als om beslag te leggen op het perceel. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij schade hadden geleden door het niet te koop aangeboden krijgen van het perceel. De verzoekers hadden de koopsom van € 25.000,-- nog niet betaald, waardoor zij per saldo geen schade leden. Ook was er geen vorderingsrecht dat hen verplichtte het perceel te verkrijgen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag afgewezen, omdat de verzoekers niet konden aantonen dat zij recht hadden op het gevraagde beslag.