ECLI:NL:RBOBR:2023:126

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
21/1762
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke beoordeling van projectplan waterbeheer door waterschap Aa en Maas

Op 10 januari 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers en het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas. De zaak betreft een projectplan dat door het waterschap is vastgesteld op 1 juni 2021, met als doel het watersysteem robuuster te maken en wateroverlast te voorkomen. Eisers, die in de nabijheid van het projectgebied wonen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen dat het projectplan onvoldoende maatregelen bevat om toekomstige wateroverlast te voorkomen. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat het projectplan geen nadelige gevolgen voor eisers met zich meebrengt en dat het waterschap zijn zorgplicht naar behoren heeft uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de betrokken partijen adequaat zijn afgewogen en dat er geen redenen zijn om het bestreden besluit te vernietigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst op de inspanningsverplichting van het waterschap, waarbij niet gegarandeerd kan worden dat wateroverlast volledig wordt voorkomen. De uitspraak benadrukt dat een projectplan, mits goed gemotiveerd, zelfs kan leiden tot een verslechtering van de situatie voor sommige betrokkenen, zolang dit maar binnen de wettelijke normen blijft.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
Zaaknummer: SHE 21/1762

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

[eiser], wonende te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. N.M.C.H. Crooijmans),
en

het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas, verweerder

(gemachtigde: mr. ing. E. van Laarhoven).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder (hierna: het waterschap) het projectplan “Waterwet GGOR maatregelen Gebiedsplan Raam - Sint Hubert ” vastgesteld.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het waterschap heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. L.A. Pronk. Het waterschap heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam] , [naam] en [naam] .
Ter zitting is met partijen afgesproken dat eisers een ter zitting ingenomen standpunt nog met stukken mogen onderbouwen en dat het waterschap daarop nog mag reageren. Eisers hebben dat gedaan bij brief van 8 november 2021. Het waterschap heeft gereageerd bij brief van 2 december 2021. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2. Met het in het bestreden besluit neergelegde projectplan worden maatregelen genomen waarmee wordt beoogd om het watersysteem robuuster te maken waardoor de peilbeheersing en de waterafvoer verbeteren. Geconstateerde problemen met drie overstorten (waarvan één met bijbehorende voorzieningen) en een regenwaterafvoer in de buurt van Sint Hubert , die zorgen voor wateroverlast voor aangrenzende landbouwpercelen, worden daarmee aangepakt en problemen met de waterloop 108051 in de toekomst worden voorkomen.
3. Het projectgebied ligt tussen de kernen Mill en Sint Hubert , waar zich ook de percelen van eisers (aan/rondom de [adres] te [woonplaats] ) bevinden. Het waterschap heeft het projectplan opgesteld aan de hand van twee scenario’s: het referentiescenario en het definitieve scenario. In het definitieve scenario worden ten opzichte van het referentiescenario (doorstroom)profielen vergroot en duikers vervangen en/of op de juiste hoogte gelegd.
4. Het ontwerp-projectplan heeft van 15 februari tot en met 29 maart 2021 ter inzage gelegen. Eisers hebben daarop gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Deze is betrokken bij de besluitvorming. De reactie van het waterschap, neergelegd in de Nota van Zienswijzen, is gehecht aan het definitieve projectplan dat het waterschap heeft vastgesteld op 1 juni 2021 en dat vanaf 10 juni 2021 ter inzage heeft gelegen.
Beroep
5. In beroep voeren eisers aan dat zij toejuichen dat er maatregelen worden genomen ter voorkoming van wateroverlast, omdat zij in het recente verleden forse wateroverlast hebben gehad, hetgeen voor aanzienlijke schade heeft gezorgd. Eisers menen echter dat er onvoldoende onderzoek is gedaan waardoor onvoldoende wordt gewaarborgd dat wateroverlast wordt voorkomen. Het doel van het projectplan wordt daarmee niet (voldoende) behaald.
6. Eisers betogen dat het projectplan wateroverlast in de toekomst onvoldoende beperkt, omdat de nadelige gevolgen van piekbuien (> 60mm per uur, met een statistische herhalingstijd van eens in de 100 jaar) niet volledig worden voorkomen. Overigens doet het uitgangspunt van een statistische herhalingstijd van eens in de 100 jaar, gelet op de klimaatverandering, geen recht aan de feitelijke situatie, nog daargelaten dat niet duidelijk is welke norm (eens in de 10 of in de 25 jaar) geldt voor hun percelen, aldus eisers.
In het projectplan is niet deugdelijk gemotiveerd dat alle betrokken belangen tegen elkaar zijn afgewogen en wordt geen inzicht gegeven in de wijze waarop eventuele nadelige gevolgen voorkomen, ongedaan gemaakt of beperkt kunnen worden. Daarentegen is met de belangen van een nabijgelegen camping wel rekening gehouden. De gebruiksmogelijkheden van (een deel van) een perceel van eisers worden onevenredig beperkt. Dat betekent een inbreuk op hun eigendomsrecht.
7. Eisers stellen dat het waterschap in de Nota van Zienswijzen niet voldoende is ingegaan op onderdelen van hun zienswijze, waaronder op de problematiek met de overstort(en). Onterecht zijn daaraan geen maatregelen in het projectplan verbonden, zoals het vergroten van vijf duikers. Verder is het waterschap niet ingegaan op de stelling dat het plan uitgaat van een te lage begroeiingsweerstand, is niet adequaat gereageerd op het aangevoerde probleem van opstuwing in de watergang tussen de 108GSD en de Voordijk en zijn resultaten van een in het ontwerp-projectplan aangekondigd onderzoek niet kenbaar verwerkt in het definitieve plan, zodat sprake is van een motiveringsgebrek.
Verweer
8. In verweer heeft het waterschap allereerst een beschouwing gegeven op zijn zorgplicht en de normen (voor wateroverlast) die het daarbij hanteert. Concreet bevat het projectplan een optimalisatie van de bestaande situatie, waarbij is uitgegaan van een extremere situatie dan waaraan op grond van de normen wateroverlast behoeft te worden voldaan, aldus het waterschap. Uitgegaan is namelijk van een situatie T = 100, hetgeen volgens de meest actuele statistiek van KNMI/STOWA een herhalingstijd van 60 mm/uur in 100 jaar betekent, hetgeen robuuster is dan de geldende normen: T = 10 (voor grasland) en T = 25 (voor akkerland). Aan het feit dat ruimschoots aan de normen wordt voldaan, verbindt het waterschap de conclusie dat na uitvoering van de maatregelen zowel de kans op als de omvang van inundaties afneemt, zij het misschien niet in de mate waarin eisers dat graag hadden gezien.
Voorts wijst het waterschap erop dat optimalisatie van een situatie geen garantie geeft dat wateroverlast zich nooit meer zal voordoen. Maar daar hoeft het op grond van zijn inspanningsverplichting (en niet een resultaatsverplichting) ook niet voor in te staan. Van enig nadeel voor wie dan ook naar aanleiding van het projectplan is elk geval geen sprake en aldus levert het bestreden besluit geen beperking op van het eigendomsrecht dan wel bewerkingsmogelijkheden van de percelen van eisers.
9. Over de door eisers opgevoerde ongelijkheid met de situatie van de camping merkt het waterschap, onder verwijzing naar het bij het projectplan gevoegde hydrologisch advies van 8 oktober 2019, op dat in het bestreden projectplan ten aanzien van de camping geen maatregelen zijn voorzien. Die dateren namelijk al uit 2011, omdat de camping toen was aangemerkt als KIK (Kapitaal Intensief Knelpunt). Van ongelijkheid of een onevenwichtige belangenafweging is geen sprake. In hetzelfde advies is uiteengezet dat de kleine resterende inundatie bij eisers volledig kan worden voorkomen door het vergroten van vijf duikers, die echter al een diameter van één meter hebben. De kosten voor het verder vergroten van deze duikers wegen niet op tegen het voorkomen van deze inundatie die statistisch gezien slechts één keer in de 100 jaar optreedt.
10. Ten slotte heeft het waterschap aangegeven dat de afvoer van de overstorten een gegeven is dat ligt binnen de bevoegdheid van de gemeente en niet bij hem (en dat het projectplan daar ook niet over gaat) en is bij de nadere reactie na zitting door middel van een overzicht aangetoond dat er wel degelijk (tenminste) 2x per jaar is gemaaid, zodat de gemiddelde begroeiingsweerstand waarmee is gerekend juist is. De gestelde opstuwing van water tussen watergang 108GSD en de Voordijk wordt niet herkend, zodat daar ook geen onderzoek naar is verricht. En het in het ontwerp-projectplan aangekondigde onderzoek heeft plaatsgevonden, maar het maakte geen verschil voor de uitkomst.
Wettelijk kader
11. Het wettelijk kader in deze zaak wordt (onder meer) gevormd door de Waterwet en de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. De belangrijkste relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling
12. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
Hierna wordt uitgelegd hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
13. Ten aanzien van het toetsingskader hebben eisers verwezen naar een uitspraak van 13 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:45, waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft geoordeeld: “Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, is het niet zo dat er geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van het projectplan. Evenmin is vereist dat met alle betrokkenen volledige overeenstemming bestaat over de te nemen maatregelen. Voldoende is dat in het projectplan is omschreven welke nadelige gevolgen kunnen optreden, welke voorzieningen worden en kunnen worden getroffen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken en welke mogelijkheden er zijn om een financiële vergoeding te krijgen voor schade die niet kan worden voorkomen (…)”.
14. Anders dan eisers lijken te stellen, volgt uit deze uitspraak naar het oordeel van de rechtbank niet dat een projectplan niet zou mogen worden uitgevoerd als daarmee niet elke vorm van inundatie wordt voorkomen. Het waterschap draagt de zorg voor het uitvoeren van de aan haar toevertrouwde taken op grond van normen met betrekking tot de gemiddelde kans op overstroming. Die normen voor wateroverlast zijn ingevolge de Waterwet opgenomen in (artikel 4.4 van) de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Een projectplan mag, mits dat goed is gemotiveerd, zelfs leiden tot een verslechtering van de situatie voor sommige burgers of bedrijven die bij het besluit zijn betrokken. Maar dat is hier niet aan de orde.
15. De rechtbank begrijpt de stellingen van eisers voorts aldus dat zij betwijfelen of wel aan de relevante normen wordt voldaan, mede omdat volgens hen op basis van het projectplan een strook land van 10 x 100 m periodiek nog kan inunderen. Ook daarin kan de rechtbank eisers niet volgen. De door eisers voorgestane afweging van alle betrokken belangen heeft naar het oordeel van de rechtbank wel plaatsgevonden. Het waterschap heeft, naast zijn onderbouwde betoog dat (ruimschoots) aan de wettelijke normen wordt voldaan, ook aangegeven dat er hoge kosten zijn gemoeid in verband met het vergroten van de vijf duikers om het laatste stukje perceel van eisers nagenoeg ‘gegarandeerd’ te vrijwaren van overstroming: deze inspanningen in tijd en geld wegen niet op tegen het daarmee te behalen geringe voordeel. Dit is volgens de rechtbank een voldoende inzichtelijke afweging van belangen en een redelijke uitkomst van de belangenafweging.
16. Op basis van het voorgaande, de schriftelijke weerlegging van de beroepsgronden en het verhandelde ter zitting, komt de rechtbank tot de slotsom dat het projectplan geen nadeel aan eisers toebrengt en dat er geen redenen zijn om het bestreden besluit voor onjuist te houden. Ook uit de door eisers nog overgelegde hydrologische beschouwing van 29 oktober 2021 volgt dit niet.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mr. M.J.H.M. Verhoeven en
mr. G. Neelis, leden, in aanwezigheid van mr.J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2023.
De voorzitter is buiten staat om deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het beroepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na de genoemde termijn van zes weken geen gronden meer worden ingediend.
BIJLAGE

Crisis- en Herstelwet

Artikel 1.1
1. Afdeling 2 is van toepassing op:
a. alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten;
b. bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, alsmede de voor de uitvoering van de projecten waarop die bestemmingsplannen betrekking hebben vereiste besluiten en de voor de uitvoering van maatregelen of werken als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, onderdelen b en c, vereiste besluiten, en
c. projectuitvoeringsbesluiten als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid.
2. Afdeling 3 is van toepassing op de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten en op krachtens artikel 2.18 aangewezen projecten.
Artikel 1.6a
Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.
Bijlage I Categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid
7 natuur, water en waterstaatswerken
7.1.projecten ter uitvoering van de Nadere uitwerking rivierengebied (NURG)
7.2.werken als bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wet op de waterkering, of artikel 2.7, eerste lid, van de Waterwet (inclusief zandsuppleties)
7.3.aanleg of wijziging van waterstaatswerken als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de waterkering of artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet
7.4.aanleg of wijziging van zuiveringstechnische werken als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet.
7.5.projecten ter uitvoering van de PKB Ruimte voor de Rivier.
7.6.flexibel peilbeheer IJsselmeer.

Waterwet

Artikel 2.1
1. De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
Artikel 2.8
Bij provinciale verordening worden, met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, normen gesteld met betrekking tot de gemiddelde kans per jaar op overstroming van daarbij aan te wijzen gebieden.
Artikel 5.4
1. De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam.
2. Het plan bevat ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. Voor in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen bevat het plan een inventarisatie van maatschappelijke functies en ambities en mogelijke innovaties waarmee de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk gecombineerd zou kunnen worden, inclusief de mogelijkheden om het desbetreffende werk middels een concessie voor werken of andere vorm van publiek-private samenwerking te realiseren.
3. t/m 6. (..).
Artikel 5.5
Deze paragraaf is van toepassing op projectplannen tot aanleg, verlegging of versterking van primaire waterkeringen en, in de gevallen bij of krachtens provinciale verordening bepaald, op projectplannen van besturen van waterschappen voor de aanleg of wijziging van andere waterkeringen dan primaire waterkeringen en op andere waterstaatswerken van bovenlokale betekenis die met spoed en op gecoördineerde wijze tot stand moeten worden gebracht.

Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Hoofdstuk 4 Instructieregels aan waterschappen
Afdeling 4.1 Omgevingswaarden
Paragraaf 4.1.2
Normering wateroverlast
Artikel 4.2 Norm wateroverlast Stedelijk gebied
Lid 1 Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt binnen Stedelijk gebied, als norm een overstromingskans van:
a. 1/100 per jaar voor gebieden die in een ruimtelijk plan bestemd zijn voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen;
b. 1/10 per jaar voor overige gebieden.
Lid 2 De norm, bedoeld in het eerste lid, betreft een inspanningsverplichting.
Artikel 4.3 Afwijkende norm wateroverlast Stedelijk gebied
Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt binnen Afwijkende norm wateroverlast Stedelijk gebied als norm een overstromingskans 1/150 per jaar.
Artikel 4.4 Norm wateroverlast buiten Stedelijk gebied
Lid 1 Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt buiten Stedelijk gebied, als norm een overstromingskans van:
a. 1/100 per jaar voor gebieden met de ruimtelijke bestemming hoofdinfrastructuur en spoorwegen;
b. 1/50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw;
c. 1/25 per jaar voor akkerbouw;
d. 1/10 per jaar voor grasland.
Lid 2 Voor bebouwing die is gelegen buiten Stedelijk gebied geldt de norm van het omringende landgebruik.
Lid 3 De norm, bedoeld in het eerste lid, betreft een inspanningsverplichting.
Artikel 4.5 Afwijkende norm wateroverlast buiten Stedelijk gebied
Lid 1 Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt binnen het gebied Afwijkende norm wateroverlast buiten Stedelijk gebied de binnen het werkingsgebied opgenomen overstromingskans als norm voor landgebruik en bebouwing.
Lid 2 De norm, bedoeld in het eerste lid, betreft een inspanningsverplichting.