ECLI:NL:RBOBR:2023:1521
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en toekenning van loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 16 augustus 2021 terecht heeft vastgesteld op 58,54%. Eiser had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid aanvankelijk op 55,38% was vastgesteld. Na bezwaar van eiser heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd naar 58,54%. Eiser is van mening dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met zijn klachten en beperkingen, en dat de geselecteerde functies niet passend zijn. De rechtbank heeft de zaak op 21 februari 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig is geweest en dat de verzekeringsartsen de beschikbare medische informatie adequaat hebben betrokken bij hun beoordeling. Eiser heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn standpunt onderbouwen. De rechtbank stelt vast dat de klachten van eiser niet medisch objectiveerbaar zijn, en dat de verzekeringsartsen geen aanleiding hebben gezien om verdergaande beperkingen aan te nemen. De rechtbank volgt het UWV in zijn standpunt dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiser.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt in zijn verzoek om een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, en is openbaar uitgesproken op 4 april 2023.