In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres, een besloten vennootschap, tegen de hoogte van de WOZ-waarden van vier bovenwoningen in Eindhoven. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarden vastgesteld op € 257.000, € 264.000, € 294.000 en € 227.000, met een waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarden en stelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarden. De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de vastgestelde waarden niet te hoog zijn. Het verzoek van eiseres om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.