Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen
[eiser] , [eiser] en [eiser] , uit [woonplaats] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel
[naam]uit [woonplaats] (vergunninghouder)
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- Vergunninghouder is eigenaar van het perceel aan de [adres] te [plaats] . Eerder had hij een varkenshouderij op deze locatie, deze activiteit is per 17 december 2019 stopgezet. Vergunninghouder is van plan om een akkerbouwbedrijf te beginnen. Hiervoor wil vergunninghouder een werktuigenloods bouwen op het perceel. Daar zijn al meerdere opslagloodsen aanwezig. Ook staat het bouwbedrijf van de zoon van vergunninghouder ingeschreven op het perceel.
- Op 18 december 2020 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een werktuigenloods met daarin ook opslag en een paardenstal. In het besluit van 6 april 2021 heeft het college hiervoor een omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.10 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 3.2.1. van de planregels. Deze planregels horen bij het voor het perceel geldende bestemmingsplan “Buitengebied Sint-Michielsgestel 2e actualisatie”. De gronden zijn bestemd voor de enkelbestemming ‘Agrarisch’ en heeft een functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – niet grondgebonden’.
- Vergunninghouder heeft op 17 december 2020 een melding op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) ingediend voor het veranderen van zijn bedrijf. De Omgevingsdienst Brabant-Noord heeft op 19 juli 2021 de melding niet in behandeling genomen omdat deze niet volledig was. Op 10 augustus 2021 is een volledige melding ingediend en heeft het college deze melding op 19 oktober 2021 geaccepteerd.
- Op 2 februari 2023 is een controle uitgevoerd op het perceel van vergunninghouder.
Bespreking en beoordeling beroepsgronden
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.N. Duin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2023.
Informatie over hoger beroep
Bijlage
Artikel 2.10 Wabo
- a.de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
- b.de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet;
- c.de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
- d.het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
- e.de activiteit een wegtunnel als bedoeld in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels betreft en uit de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden blijkt dat niet wordt voldaan aan de in artikel 6, eerste lid, van die wet gestelde norm.
Artikel 2.12
a.indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
Buitengebied Sint-Michielsgestel, 2e actualisatie
- het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt, fruitteelt, sierteelt of bloementeelt;
- het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
- het fokken en opfokken van paarden alsmede paardenmelkerijen;
- grondgebonden bedrijf;
- glastuinbouwbedrijf;
- niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij;
- intensieve veehouderij;