ECLI:NL:RBOBR:2023:3427
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de verantwoordelijkheid van de parkeerder
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de heffingsambtenaar van de Samenwerking A2-gemeenten. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 67,10, is gedateerd op 7 november 2022. Eiseres stelt dat zij op die datum om 13:57 uur parkeerbelasting heeft voldaan, maar dat het bedrag om onduidelijke redenen kort daarna is teruggestort. De rechtbank oordeelt dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor het controleren van de betaling en dat zij tekort is geschoten in deze verantwoordelijkheid. De parkeerautomaat werkte ongestoord en gaf altijd een bonnetje, wat betekent dat eiseres had moeten constateren dat de betaling niet was geslaagd. Bovendien werd er geen parkeerkaartje in de auto aangetroffen, wat bevestigt dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan.
Daarnaast voert eiseres aan dat de bekendmaking van het tarief voor de kosten van naheffing te laat heeft plaatsgevonden, waardoor de tariefstelling in de gemeentelijke verordening onverbindend zou zijn. De rechtbank wijst deze beroepsgrond af, verwijzend naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken die deze stelling ook hebben verworpen. Eiseres betwist ook de kostendekkendheid van de kosten van naheffing, maar de rechtbank gaat uit van de onderbouwing van de heffingsambtenaar, die stelt dat de opbrengst van de kosten naheffing slechts 72% bedraagt.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft gehandhaafd en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink en is openbaar uitgesproken op 5 juli 2023. Partijen hebben het recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.