ECLI:NL:RBOBR:2023:3895

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
22/2074
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na werkgeversbezwaar en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering. Eiser, die als magazijnmedewerker werkte, had zich op 9 januari 2018 arbeidsongeschikt gemeld. Het UWV concludeerde op 8 februari 2022 dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zijn uitkering per 9 april 2022 werd beëindigd. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 9 augustus 2022. Eiser ging in beroep, waarbij hij aanvullende medische stukken indiende. De rechtbank behandelde de zaak op 10 mei 2023 en hield het onderzoek aan om eiser in de gelegenheid te stellen meer bewijs aan te dragen. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling van eiser juist was. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat het UWV de belastbaarheid van eiser onjuist had ingeschat. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiser voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen, maar niet overtuigend was geweest in zijn argumenten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2074

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. O.H.G. Daane Bolier),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. B.N. van Driel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering).
1.1.
Met het besluit van 8 februari 2022 heeft het UWV vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hij heeft daarom met ingang van 9 april 2022 niet langer recht op een WIA-uitkering.
1.2.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Met het bestreden besluit van 9 augustus 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.5.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Eiser heeft vervolgens op 28 maart 2023 een aanvullend beroepschrift ingediend, met daarbij nog medische stukken. Het UWV heeft daar op 26 april 2023 een schriftelijke reactie op gegeven.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek aangehouden, om eiser in de gelegenheid te stellen enkele medische stukken in het geding te brengen.
1.8.
Eiser heeft deze stukken op 12 mei 2023 ingediend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) van het UWV heeft daar met een rapportage van 24 mei 2023 op gereageerd.
1.9.
Nadat partijen niet binnen de daarvoor geboden termijn hebben aangegeven een nadere zitting te wensen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Wat aan deze procedure vooraf ging

2. Eiser was werkzaam als magazijnmedewerker bij Tempo Team B.V (ex-werkgever). Op 9 januari 2018 heeft hij zich arbeidsongeschikt gemeld voor dit werk. Na het doorlopen van de wachttijd heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. Deze aanvraag is toegekend, waardoor eiser met ingang van 7 januari 2020 een loongerelateerde WIA-uitkering is gaan ontvangen
2.1.
Bij besluit van 3 december 2020 heeft het UWV eiser laten weten dat de loongerelateerde WIA-uitkering per 7 februari 2021 zal worden omgezet in een vervolguitkering. De ex-werkgever van eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Dat bezwaar heeft ertoe geleid dat het UWV eiser heeft opgeroepen voor een onderzoek door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. Dit onderzoek heeft geleid tot de besluitvorming zoals die is weergegeven onder punt 1.

Standpunten van partijen

3. In het bestreden besluit heeft het UWV zich op het standpunt gesteld dat eiser, met zijn beperkingen, in staat is om de voorbeeldfuncties die door de arbeidsdeskundigen van het UWV zijn geselecteerd uit te voeren. Daarmee kan eiser een zodanige verdiencapaciteit realiseren, dat hij meer dan 65% van zijn laatstverdiende salaris kan verdienen. Dat betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is en daarom niet langer recht heeft op een WIA-uitkering.
4. Eiser is het daar niet mee eens. Hij stelt zich op het standpunt dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. Eiser heeft moeite met concentreren en er is sprake van traagheid van denken. Dat volgt uit het schrijven van 19 november 2022 door neuroloog B. van de Langerijt. Verder blijkt uit een verklaring van 28 februari 2022 door rugexpert Van Ooijen-Erkan dat ontspanning en rust nu beter is ten behoeve van het terugvinden van de balans belasting/belastbaarheid. Dat is volstrekt tegengesteld aan de conclusie van de verzekeringsarts B&B die stelt dat eiser juist moet bewegen en actief moet worden. Ten onrechte heeft het UWV de urenbeperking, die bij de WIA-beoordeling nog wel werd opgenomen, laten vervallen. Niet alleen gelet op het advies van de rugexpert, maar ook omdat de verzekeringsarts B&B geen rekening gehouden heeft met de depressie/PTSS, iets dat bij de eerdere beoordeling juist ten grondslag werd gelegd aan de urenbeperking. Eiser heeft een rapport van internist Geerdink in het geding gebracht, waaruit blijkt dat bij eiser sprake is van verhoogde rustbehoefte. Dit stuk is in de bezwaarfase al ingebracht, maar het UWV heeft er ten onrechte niets mee gedaan. Ook is eiser inmiddels gestart met een revalidatietraject dat veel tijd in beslag neemt, zoals blijkt uit het meegezonden rapport van klinisch psycholoog dr. J.A. Samwel en uit de eindrapportage van Revalis. Ook om deze redenen is een urenbeperking aangewezen. Tot slot bepleit eiser een beperking als gevolg van de hooikoorts.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser juist heeft en of als gevolg daarvan de WIA-uitkering terecht is beëindigd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het UWV een juist besluit heeft genomen. Dat betekent dat het beroep van eiser ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft uitgangspunten voor de rechter ontwikkeld in zaken waarin de overheid zich beroept op een advies van een eigen medisch deskundige. Deze uitgangspunten houden kort samengevat in dat een beoordeling in drie stappen moet plaatsvinden. Eerst moet de zorgvuldigheid van de besluitvorming worden beoordeeld. De eisen die aan de besluitvorming van het UWV worden gesteld, vloeien voort uit de Algemene wet bestuursrecht en het Schattingsbesluit. De rapporten van de verzekeringsartsen moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende duidelijk zijn (stap 1). Vervolgens moet worden bekeken of er evenwicht bestaat tussen partijen in de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen (equality of arms). Als er geen evenwicht bestaat, moet worden onderzocht hoe dat kan worden hersteld (stap 2). Als sprake is van evenwicht moet ten slotte een inhoudelijke beoordeling plaatsvinden (stap 3). Als eiser door zijn gemotiveerde betwisting twijfel heeft laten ontstaan aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en deze na een eventuele reactie van het UWV niet is weggenomen, kan dat een reden zijn om een (medisch) deskundige te benoemen.
Zorgvuldigheid van het onderzoek (stap 1)
8. De rechtbank vindt dat het onderzoek van het UWV in deze zaak voldoende zorgvuldig is geweest. Daarbij is het volgende van belang.
8.1.
De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, waaronder de eerdere WIA-beoordeling en de eerstejaars Ziektewetbeoordeling. Verder heeft de verzekeringsarts eiser gezien op het spreekuur van 13 januari 2022. Daar is eiser bevraagd over zijn klachten en is het dagverhaal besproken. Ook heeft verzekeringsarts eiser lichamelijk en observerend psychisch onderzocht. De verzekeringsarts heeft zijn bevindingen vastgelegd in het rapport van 14 januari 2022 en de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum.
8.2.
De verzekeringsarts B&B heeft ook het dossier bestudeerd, inclusief de bezwaargronden van eiser. Door middel van beeldbellen heeft een spreekuur plaatsgevonden op 5 augustus 2022. Bij de heroverweging is de verzekeringsarts B&B tot de conclusie gekomen dat de FML enige aanscherping behoeft. Dat is toegelicht in het rapport van 5 augustus 2022 en de FML van dezelfde datum. Op de in het aanvullend beroepschrift aangevoerde nadere gronden heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd met het rapport van 13 april 2023. Tot slot heeft de verzekeringsarts B&B met een rapportage van 24 mei 2023 gereageerd op de door eiser na afloop van de zitting nog ingediende stukken.
8.3.
Gelet op de onderzoeksactiviteiten die door de verzekeringsartsen zijn gedaan vindt de rechtbank dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De
verzekeringsartsen hebben verder duidelijk, begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zij tot hun beoordeling zijn gekomen. Voor zover eiser stelt dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat het schrijven van internist Geerdink in de bezwaarprocedure niet is meegewogen, vindt de rechtbank niet dat hieraan consequenties verbonden moeten worden. Dit stuk is immers op 4 augustus 2022 aan het UWV opgestuurd terwijl op 5 augustus 2022 de hoorzitting (door middel van beeldbellen) heeft plaatsgevonden. Door het stuk zo kort voor de zitting op te sturen, heeft eiser naar oordeel van de rechtbank het risico genomen dat het de verzekeringsarts B&B niet tijdig zou bereiken. Daar komt bij, dat eiser tijdens de hoorzitting ook zelf niet meer is teruggekomen op het schrijven van Geerdink. Tot slot heeft de verzekeringsarts B&B in de beroepsprocedure alsnog inhoudelijk gereageerd op het schrijven van Geerdink, zodat eiser wat dat betreft ook niet is geschaad in zijn belangen.
De gelegenheid om bewijsmateriaal aan te dragen (stap 2)
9. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. Eiser heeft in de procedure voldoende ruimte gehad om daartoe medische stukken in te dienen. Hiervan heeft eiser ook gebruik gemaakt door informatie van onder andere de huisarts, de neuroloog, de internist en Revalis in te brengen. Al deze stukken zijn naar hun aard geschikt om twijfel te zaaien aan het oordeel van de verzekeringsartsen van het UWV. Anders dan eiser op de zitting heeft betoogd, is een rapport van een onafhankelijk verzekeringsarts niet de enige manier waarop eiser redelijkerwijs twijfel kan zaaien aan het oordeel van de verzekeringsartsen van het UWV. [1]
De medisch-inhoudelijke beoordeling (stap 3)
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat het UWV de belastbaarheid van eiser onjuist heeft ingeschat.
10.1.
Het UWV is ermee bekend dat eiser zowel lichamelijke klachten (diabetes, whiplash- en andere fysieke klachten als gevolg van het auto-ongeluk) als psychische klachten (een depressieve stoornis/PTSS) heeft. Omdat die reden zijn diverse beperkingen aangenomen, in met name de rubrieken ‘persoonlijk functioneren’, ‘sociaal functioneren’, ‘dynamische handelingen’ en ‘statische houdingen’. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 5 augustus 2022 en in het rapport van 6 oktober 2022, in reactie op het beroepschrift, toegelicht waarom er geen aanleiding bestaat voor het opnemen van meer of forsere beperkingen. Overwogen is dat vermoeidheidsklachten op zichzelf geen aanleiding vormen om een urenbeperking op te nemen. Uit de gegevens blijkt niet dat er complicaties zijn die kunnen voortkomen uit de diabetes, zoals hartfalen of nierschade, die wel aanleiding geven tot het opnemen van een urenbeperking. Ook het feit dat eiser gestart is met een revalidatietraject is geen aanleiding voor het opnemen van een urenbeperking, omdat dit traject pas in juli 2022 is gestart en de datum in geding 9 april 2022 is. Ten aanzien van de hooikoorts geeft de verzekeringsarts B&B aan dat eiser dit niet heeft geobjectiveerd.
10.2.
Wat eiser in beroep heeft aangevoerd doet de rechtbank niet twijfelen aan de juistheid van bovenstaande toelichting. Het feit dat de diagnose diabetes is gesteld, maakt niet dat er meteen sprake is van beperkingen als gevolg daarvan. De Centrale Raad van Beroep heeft al meerdere keren uitgesproken dat niet de diagnose bepalend is, maar de beperkingen die daaruit voortvloeien. [2] En de rechtbank kan de verzekeringsarts B&B volgen waar deze heeft aangegeven dat niet blijkt dat eiser beperkingen als gevolg van de diabetes heeft waardoor een urenbeperking is aangewezen. Voor zover eiser stelt dat veel bewegen slecht is voor de pijnklachten als gevolg van de diabetes heeft hij dit standpunt niet met medische stukken onderbouwd.
10.3.
Ook in het schrijven van rugexpert Van Ooijen-Erkan leest de rechtbank geen objectivering voor een urenbeperking, zoals door eiser is bepleit. In dit stuk staat dat goed gekeken moet worden naar de balans tussen ontspanning/rust en veel bewegen en dat ontspanning prioriteit heeft in verband met volledige overbelasting. Daarin leest de rechtbank meer een objectivering voor fysieke beoordelingspunten in de FML (de rubrieken 4 en 5) dan de door eiser bepleite urenbeperking. De rechtbank merkt daarbij op dat er in de FML de nodige fysieke beperkingen zijn aangenomen, op onder andere reiken, buigen, tillen, lopen en staan.
10.4.
Over de door eiser bepleite urenbeperking als gevolg van de depressieve klachten komt de rechtbank tot het volgende. Niet ter discussie staat dat eiser op de datum in geding depressieve klachten had. De primaire verzekeringsarts heeft in het rapport van 14 januari 2022 al opgemerkt dat die klachten min of meer onveranderd zijn ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling, hooguit licht verbeterd. Er zijn in de rubrieken 1 en 2 ook diverse beperkingen opgenomen als gevolg van de depressieve klachten. De verzekeringsartsen hebben echter ook toegelicht dat depressieve klachten op zichzelf niet maken dat een urenbeperking is aangewezen. Bij de WIA-beoordeling eind 2019 vormde de combinatie van depressieve klachten, slecht gereguleerde diabetes en het feit dat zijn vader ernstig ziek was aanleiding voor een
tijdelijkeurenbeperking, zo blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts van 9 december 2019, die is opgesteld in het kader van de WIA-beoordeling. In de rapporten in het kader van de huidige beoordeling hebben de verzekeringsartsen toegelicht dat er volgens de standaard ‘duurbelastbaarheid in arbeid’ geen aanleiding is voor het opnemen van een urenbeperking. Er is geen sprake van een ernstige aandoening met verhoogd energieverlies. Juist het opnemen van een urenbeperking leidt tot problemen met de instelling van de diabetes. Omdat eiser nu geen verplichtingen heeft, staat hij op wisselende tijden op waardoor hij onregelmatig insuline spuit. Regelmaat in het dagritme leidt er wellicht toe dat eiser de diabetes beter kan reguleren.
10.5.
Ook de toelichting over het starten van een revalidatietraject in relatie tot een urenbeperking op de datum in geding kan de rechtbank volgen. Uit de rapportage van Revalis – door eiser op 12 mei 2023 in het geding gebracht – blijkt dat het traject is aangevangen op 30 mei 2022. Hoewel dat eerder is dan juli 2022, zoals de verzekeringsarts B&B in het rapport van 6 oktober 2022 heeft aangegeven, is 30 mei 2022 bijna twee maanden na de datum in geding, 9 april 2022. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding voor een urenbeperking op grond van verminderde beschikbaarheid op de datum in geding.
10.6.
In de brief van de neuroloog ziet de rechtbank geen objectivering voor de door eiser bepleite beperkingen als gevolg van concentratieproblemen en traagheid van denken. In deze brief wordt namelijk vooral beschreven dat eiser deze klachten ervaart. Dat is een subjectieve klachtbeleving. Uit het onderzoek door de neuroloog -overigens geen NPO- blijken geen afwijkingen. Zo zijn de hersenzenuwen ongestoord. Wel blijkt tijdens het gesprek dat eiser enige moeite heeft met concentreren, maar dat leidt niet tot verdere controle. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 5 augustus 2022 toegelicht dat uit het gesprek dat op die dag heeft plaatsgevonden niet bleek dat sprake was van traagheid in denken of moeite met concentreren. Eiser heeft het gesprek op normale wijze kunnen voeren en enige vertraging trad enkel op zodra de emoties geraakt werden. Gelet op de normaalwaarden die in de FML staan beschreven bij de items 1.1 (vasthouden van de aandacht) en 1.3 (herinneren) ziet de rechtbank in het voorgaande geen aanleiding om te twijfelen aan de keuze van de verzekeringsarts B&B om geen beperking op deze items op te nemen.
10.7.
Over de bepleite beperkingen als gevolg van hooikoorts komt de rechtbank tot het volgende. In het huisartsenjournaal is vermeld dat eiser op 11 mei 2022 klaagt over plekjes/bultjes en jeuk in het gelaat vanwege het hooikoortsseizoen en dat eiser verzoekt om een crème daarvoor. Voor het overige is in het dossier niets terug te vinden over de hooikoorts, ook niet bij de eerdere WIA-beoordeling. Hoewel de rechtbank op grond van de jourmaalregels wil aannemen dat eiser lijdt aan hooikoorts, ziet zij in het dossier onvoldoende objectivering voor daadwerkelijke (arbeids)beperkingen als gevolg van de hooikoorts.
De arbeidskundige beoordeling
11. Uitgaand van de juistheid van de (aangescherpte) FML die op 5 augustus 2022 is vastgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de passendheid van de geselecteerde voorbeeldfuncties te twijfelen. In het rapport van 24 januari 2022 en de daarbij behorende bijlagen heeft de primaire arbeidsdeskundige toegelicht waarom de gekozen functies en reservefuncties passend zijn, en heeft daarbij de zogeheten signaleringen voorzien van een adequate toelichting. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens, naar aanleiding van de aangescherpte FML één van de geselecteerde functie laten vervallen en in het rapport van 8 augustus 2022 toegelicht waarom de andere functies wel passend zijn bij de aangescherpte FML. Tot slot heeft de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 10 oktober 2022 nog toegelicht dat de functies nog steeds passend zijn als er toch sprake zou zijn van een aangenomen beperking vanwege de hooikoorts.

Conclusie

12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Burg, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 4 augustus 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:982.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:81