In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 17 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaren tegen de omgevingsvergunning voor de plaatsing van een zendmast beoordeeld. De rechtbank constateert een spanningsveld tussen het recht op vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), en het belang van een goede leefomgeving. De rechtbank biedt het college van burgemeester en wethouders de gelegenheid om voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden, zodat een evenwicht kan worden bereikt tussen de belangen van de derde-partij, die de zendmast wil plaatsen, en de belangen van de eiser, die zich zorgen maakt over de impact op de leefomgeving.
De rechtbank behandelt de feiten van de zaak, waaronder de aanvraag van de derde-partij voor een omgevingsvergunning en de eerdere besluiten van het college. Eiser stelt dat de plaatsing van de zendmast in strijd is met de redelijke eisen van welstand en niet ruimtelijk aanvaardbaar is. De rechtbank wijst op de noodzaak voor het college om de evenredigheid van de afwegingen te heroverwegen en om in overleg met partijen tot een oplossing te komen. De rechtbank concludeert dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de plaatsing van de mast niet onevenredig is voor omwonenden, en stelt het college in de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen.
De rechtbank benadrukt dat de derde-partij de mast niet permanent tot de maximale hoogte van 21,5 meter hoeft uit te trekken en dat er mogelijkheden zijn voor het college om gebruiksbeperkingen op te leggen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij partijen de kans krijgen om in overleg tot een oplossing te komen.