ECLI:NL:RBOBR:2023:5743

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
22/1273
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van studiefinanciering en bestuurlijke boete wegens niet voldoen aan woonplicht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de herziening van haar studiefinanciering en de terugvordering van een te veel ontvangen bedrag, alsook de oplegging van een bestuurlijke boete. Eiseres ontving een uitwonendenbeurs, maar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft deze herzien naar de norm voor thuiswonende studenten, omdat eiseres niet op het door haar opgegeven BRP-adres zou hebben gewoond. Tijdens een huisbezoek op 17 november 2021 door controleurs van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) werd vastgesteld dat eiseres niet aanwezig was op het BRP-adres en dat er geen persoonlijke spullen van haar in de woning waren aangetroffen. De rechtbank heeft de bewijsvoering van eiseres, die stelde dat zij wel op het BRP-adres woonde, als onvoldoende beoordeeld. Eiseres heeft geen overtuigend bewijs kunnen leveren dat haar stelling ondersteunt, ondanks dat zij na de zitting nog de gelegenheid kreeg om bewijs aan te leveren. De rechtbank concludeert dat de minister terecht de studiefinanciering heeft herzien en de terugvordering van het te veel ontvangen bedrag en de boete heeft opgelegd. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1273

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: mr. M.M. Remmelts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de herziening en terugvordering van de uitwonendenbeurs en het opleggen van een bestuurlijke boete.
1.1.
Met het besluit van 30 november 2021 heeft de minister het recht op studiefinanciering van eiseres herzien naar de norm voor een thuiswonende studerende met ingang van juli 2021 tot en met november 2021. Met een besluit van diezelfde datum is aangegeven dat eiseres vanaf december 2021 studiefinanciering ontvangt naar de norm voor een thuiswonende studerende. In een ander besluit van 30 november 2021 is aangegeven dat eiseres in de periode van juli 2021 tot en met november 2021 een bedrag van € 1.104,20 te veel aan studiefinanciering ontvangen. Dit bedrag zal worden verrekend met de maandelijks te ontvangen uitkering.
1.2.
Eiseres heeft tegen de drie hiervoor genoemde besluiten bezwaar gemaakt.
1.3.
Met het besluit van 31 mei 2022 (de bestuurlijke boete) heeft de minister een boete opgelegd van € 552,10.
1.4.
Met het besluit van 1 juni 2022 (het bestreden besluit) zijn de bezwaren van eiseres tegen de besluiten van 30 november 2021 ongegrond verklaard.
1.5.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.6.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door [naam] (begeleidster van de zus van eiseres) en de gemachtigde van de minister.
1.8.
Op de zitting heeft eiseres gezegd dat zij ook beroep tegen de bestuurlijke boete heeft willen instellen. De minister heeft desgevraagd ingestemd met rechtstreeks beroep tegen de bestuurlijke boete. [1]
1.9.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen bewijs aan te leveren van haar stelling dat zij op (vanaf 6 januari 2021 tot) 17 november 2021 daadwerkelijk woonde bij haar zus. Eiseres heeft met een brief van 25 september 2023 nadere stukken toegestuurd. De minister heeft met een brief van 12 oktober 2023 hierop gereageerd.
1.10.
Op de zitting hebben partijen laten weten dat zij na het insturen van de hiervoor genoemde brieven geen behoefte hebben aan een tweede zitting en dat de rechtbank het onderzoek kan sluiten. De rechtbank heeft op 1 november 2023 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze procedure de vraag of de herziening en terugvordering van de studiefinanciering van eiseres terecht is. De rechtbank zal ook beoordelen of de bestuurlijke boete terecht is opgelegd aan eiseres. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
5. Eiseres volgt een mbo-opleiding in ’s-Hertogenbosch. Zij stond vanaf 6 januari 2021 in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: BRP-adres). Op dit adres staan ook de zus en de zwager van eiseres ingeschreven. De ouders van eiseres wonen ook in [woonplaats] .
5.1.
Eiseres ontving een uitwonendenbeurs. De minister is een onderzoek gestart naar de feitelijke woonsituatie van eiseres. In dat kader is op 17 november 2021 een huisbezoek afgelegd door controleurs van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Eiseres was op dat moment niet aanwezig op het BRP-adres. De zus van eiseres was wel aanwezig en heeft een verklaring afgelegd en de zolderkamer laten zien. De zus van eiseres heeft verklaard dat eiseres op de zolderkamer woont. Deze en andere bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in de rapportage ‘Huisbezoek’ van 26 november 2021.
5.2.
De conclusie van dit rapport luidt dat eiseres niet woont op het BRP-adres. De controleurs onderbouwen deze conclusie door erop te wijzen dat er geen onderkleding, werkkleding, verzorgingsproducten, schoolspullen of administratie van eiseres is aangetroffen. Er ligt wel (boven)kleding op de zolderkamer, maar die is volgens de controleurs niet herleidbaar tot eiseres.
Het standpunt van eiseres
6. Eiseres heeft gezegd dat de controleurs van DUO ten onrechte stellen dat er geen spullen van haar in de woning zijn aangetroffen. De controleurs hebben zelf vastgesteld dat er op de zolderkamer een kledingrek vol kleding van eiseres hing en dat er ook verzorgingsproducten lagen. Eiseres is er ontevreden over hoe de controleurs van DUO zich hebben opgesteld naar haar zus die een verstandelijke beperking heeft. De zus van eiseres was na de controle erg overstuur en heeft er slecht van geslapen. De controleurs zouden aan haar zus hebben gevraagd om de kleding op de zolderkamer te passen en dat vindt eiseres ongepast. Eiseres wijst erop dat er maar één brief aan haar gericht in de woning lag, omdat zij als student niet veel post ontvangt. De post die zij ontvangt, geeft zij aan haar moeder voor de belastingaangifte, omdat eiseres niet goed weet hoe dat moet. Haar moeder heeft die brieven.
Redenen voor de beslissing van de rechtbank
7. De minister moet aannemelijk maken dat eiseres niet heeft voldaan aan de verplichting om te wonen op het door haar opgegeven BRP-adres. Als de minister aannemelijk maakt dat eiseres op een bepaald moment niet op dat adres woonde, dan is de zaak daarmee niet klaar. Eiseres kan ook tegenbewijs leveren. Dat bewijs moet dan wel zodanige twijfel wekken dat die conclusie – dat eiseres op een bepaald moment niet op het adres woonde – niet langer aannemelijk is. Als de minister aannemelijk maakt dat eiseres op een bepaald moment niet op dat adres woonde, dan wordt verder vermoed dat dit ook in de daaraan voorafgaande periode niet het geval was. [2]
7.1.
Met het controlerapport van 26 november 2021 heeft de minister aannemelijk gemaakt dat eiseres op het moment van het huisbezoek van 17 november 2021 niet op het door haar opgegeven BRP-adres woonde. Eiseres en een van de hoofdbewoners van het adres – de zus van eiseres – verklaren dat eiseres woonde op de zolderkamer. Uit het controlerapport blijkt dat hier staan: een opgemaakt tweepersoonsbed, een rek met kleding en een nachtkastje en secretaire met daarin wat verzorgingsproducten. De controleurs hebben geen onderkleding aangetroffen. De zus van eiseres heeft daar bij het huisbezoek nog wel naar gezocht, maar die niet gevonden. Er is één brief van de zorgverzekeraar van eiseres aangetroffen, maar verder geen poststukken of persoonlijke administratie. Er werden geen studiematerialen aangetroffen, zoals schoolboeken. Verder liep eiseres op dat moment stage in een ziekenhuis en had zij een bijbaan bij de Nettorama. De controleurs hebben zowel van het ziekenhuis als van de Nettorama geen bedrijfskleding aangetroffen.
7.2.
Op de zitting heeft de rechtbank eiseres gericht bevraagd naar aanleiding van de bevindingen van de controleurs en de foto’s in het controlerapport. Op die foto’s staat weliswaar een rek met kleding dat volgens eiseres en haar zus van eiseres is, maar het valt op dat er goeddeels zomerkleding aan hangt. Dit terwijl het huisbezoek medio november is uitgevoerd en er nauwelijks herfst- en winterkleding aanwezig lijkt te zijn. Dat deze kleding wel de maat van eiseres en niet van haar zus is, maakt dan ook niet zoveel uit. Ook is op de foto’s geen bureau of tafel met stoel waarneembaar waar huiswerk kan worden gemaakt. Verder was de zus van eiseres op het moment van het huisbezoek de was aan het ophangen op de zolderkamer die van eiseres zou zijn, wat vanwege de privacy van eiseres een niet heel voor de hand liggende locatie is gesteld dat de zolderkamer haar kamer zou zijn. Eiseres zegt dat er geen studiemateriaal op haar kamer is aangetroffen, omdat zij maar twee studieboeken heeft en dat zij die twee boeken meeneemt naar school. Hoewel op de zitting is besproken dat eiseres deze verklaring met bewijs van haar school kan onderbouwen, heeft eiseres hiervan geen bewijs overgelegd. Er is op de kamer door de controleurs ook niets aangetroffen wat enige relatie met de studie of de school van eiseres heeft.
7.3.
Op de zitting heeft eiseres verklaard dat haar onderkleding in een schuifkast op de zolderkamer lag. Uit het controlerapport blijkt dat de controleurs alle spullen op de zolderkamer hebben bekeken, maar geen schuifkast met daarin onderkleding hebben aangetroffen. Ook de zus van eiseres heeft tijdens het huisbezoek naar de onderkleding gezocht, maar ook zij heeft die niet gevonden. De rechtbank heeft begrepen dat de zus van eiseres verstandelijk beperkt is, maar uit het dossier is niet gebleken dat zij niet in staat zou zijn om uit te leggen waar de onderkleding van eiseres wordt opgeborgen. Tijdens het huisbezoek kon de zus van eiseres de controleurs uitleggen dat de was die zij op dat moment deed op de zolderkamer niet de kleiding van eiseres betrof. Ondanks haar verstandelijke beperking was de zus van eiseres toen in staat een onderscheid te maken in de was (of kleding) van haarzelf en die van eiseres.
7.4.
Eiseres heeft nog gezegd dat zij een paar dagen na het huisbezoek met DUO heeft gebeld en heeft gevraagd om opnieuw een controlebezoek uit te voeren waarbij eiseres aanwezig is en kan aanwijzen waar haar (onder)kleding ligt. De minister is terecht niet op dit verzoek ingegaan, omdat ook als deze spullen bij een hercontrole wel zouden zijn aangetroffen dat niets verandert aan het feit dat die op 17 november 2021 niet werden aangetroffen.
7.5.
Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft de minister aannemelijk gemaakt dat eiseres niet heeft voldaan aan de verplichting om te wonen op het door haar opgegeven BRP-adres. Eiseres heeft onvoldoende tegenbewijs geleverd waaruit zou moeten blijken dat die conclusie niet langer aannemelijk is.
7.6.
Op de zitting heeft eiseres gezegd dat zij bij haar zus is gaan wonen, omdat haar ouders (vanuit culturele gewoonte) van haar verlangen dat zij als thuiswonende dochter haar moeder moet helpen in het huishouden. Dat wil eiseres niet, omdat zij zich hierdoor niet voldoende kan richten op haar studie. Hierdoor is spanning ontstaan waardoor eiseres bij haar zus wilde gaan wonen. De rechtbank vindt niet dat eiseres hiermee voldoende twijfel zaait over de conclusie van de minister. Eiseres heeft verklaard dat haar moeder voor haar de belastingaangifte verzorgt en inmiddels staat zij ook in de BRP weer ingeschreven bij haar ouders. De relatie tussen eiseres en haar ouders stond kennelijk niet zo onder spanning dat alleen hieruit voldoende twijfel over de juistheid van de conclusie van de minister blijkt.
7.7.
Eiseres is na de zitting nog in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van haar stelling dat zij daadwerkelijk woonde bij haar zus. Eiseres zegt dat er geen persoonlijke administratie is aangetroffen, omdat zij die aan haar moeder heeft gegeven die voor haar de belastingaangifte verzorgt. Eiseres heeft niet (alsnog) stukken uit die administratie overgelegd waaruit kan blijken dat zij op het BRP-adres woont. De zus van eiseres heeft tijdens de controle nog gezegd dat er geen bedrijfskleding van het ziekenhuis is aangetroffen, omdat eiseres die niet mag meenemen naar huis. Ook dit is niet onderbouwd met bewijs. De zus van eiseres heeft gezegd dat eiseres wel bedrijfskleding van de Nettorama heeft (een schort), maar dat die niet in haar huis ligt. Waarom eiseres geen bedrijfskleding van Nettorama thuis zou mogen hebben is ook niet onderbouwd.
7.8.
Eiseres heeft de volgende stukken overgelegd: een salarisspecificatie van het ziekenhuis, een verklaring van haar huisarts van 19 september 2023 en een verklaring van haar buurman. Met de verklaringen van de huisarts en van de buurman heeft eiseres wel een begin van een onderbouwing gegeven, maar zoals de minister in zijn reactie ook heeft opgemerkt, zijn de verklaringen erg summier. Uit de verklaring van de huisarts blijkt niet hoe de huisarts aan de informatie over het woonadres van eiseres is gekomen. Er staat alleen een conclusie in, te weten dat eiseres op het BRP-adres zou wonen. Het kan zijn eigen waarneming zijn, maar het kan ook zijn dat eiseres hem dit heeft verteld. Vanwege die onduidelijkheid is met die verklaring niet de hiervoor onder 7.5. bedoelde twijfel gezaaid.
7.9.
Op de zitting is besproken dat eiseres ook nog andere bewijsstukken kan inbrengen, bijvoorbeeld facturen van (web)winkels waaruit blijkt dat er voor eiseres spullen op het BRP-adres zijn bezorgd (zoals kleding of maaltijden). Dergelijk bewijs is niet door eiseres overgelegd.
7.10.
De rechtbank merkte hiervoor al op dat als de minister aannemelijk maakt dat eiseres op een bepaald moment niet op het door haar opgegeven adres woonde, er wordt vermoed dat dit ook in de daaraan voorafgaande periode niet het geval was. Eiseres heeft geen bewijs overgelegd waaruit blijkt dat dit vermoeden in haar geval onjuist is.

Conclusie

8. Dit betekent dat de minister terecht de studiebeurs van eiseres heeft herzien van een uitwonende beurs naar thuiswonende beurs. De minister heeft ook terecht een bedrag aan eerder te veel ontvangen studiebeurs van € 1.104,20 van eiseres teruggevorderd en tevens terecht een boete opgelegd van € 552,10.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.C. Meulemans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)
Artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
thuiswonende deelnemer: mbo-student die niet een uitwonende mbo-student is,
uitwonende deelnemer: mbo-student die voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5.
Artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat voor het normbedrag voor een uitwonende mbo-student in aanmerking komt de mbo-student die voldoet aan de volgende verplichtingen:
a. de mbo-student woont op het adres waaronder hij in de basisregistratie personen staat ingeschreven, en
b. het woonadres van de mbo-student is niet het adres waaronder zijn ouders of een van hen in de basisregistratie personen staat of staan ingeschreven.
Artikel 7.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsf 2000 bepaalt dat Onze Minister een beschikking kan herzien waarbij studiefinanciering is toegekend.
Het tweede lid, aanhef en onder c, bepaalt dat herziening plaatsvindt op grond van het feit dat te veel of te weinig studiefinanciering is toegekend.
Artikel 7.4, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat, indien een herzieningsbeschikking als bedoeld in artikel 7.1, eerste en tweede lid, of een beslissing op bezwaar daartoe aanleiding geeft, het bedrag van de basisbeurs of aanvullende beurs dat teveel is uitbetaald door de betrokkene wordt terugbetaald of met hem verrekend.
Artikel 9.9, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat, indien een mbo-student het normbedrag voor een uitwonende mbo-student toegekend heeft gekregen maar niet heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5. onze Minister hem een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste 50 procent van het bedrag dat van de mbo-student in verband daarmee wordt teruggevorderd bij een herziening.
Het tweede lid bepaalt dat de herziening plaatsvindt met ingang van de datum van de laatste adreswijziging van de mbo-student in de basisregistratie personen. Indien de ouders van de mbo-student of een van hen na de laatste adreswijziging, bedoeld in de vorige volzin, zijn of is ingeschreven op hetzelfde woonadres als de mbo-student, dan vindt de herziening plaats met ingang van de dag van deze adreswijziging.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 7:1a, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Centrale Raad van Beroep 6 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:668, overwegingen 4.2.1. en 4.2.2.