In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, die zijn WIA-uitkering per 1 juni 2022 beëindigd zag, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit van het UWV. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien verzoekers inkomen onder het sociaal minimum ligt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek gedeeltelijk toe, waarbij de WIA-uitkering van verzoeker ongewijzigd wordt voortgezet tot en met 18 januari 2023. De voorzieningenrechter concludeert dat het UWV de uitkering niet eerder had mogen beëindigen dan op deze datum, maar dat er geen redelijke kans van slagen is voor het beroep tegen de beëindiging per 19 januari 2023. De voorzieningenrechter wijst het UWV ook aan tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker, die in totaal € 1.674,- bedragen. De uitspraak is gedaan op 16 februari 2023 en is openbaar uitgesproken.