ECLI:NL:RBOBR:2023:810
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een appartement in Vught
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 2 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn appartement in Vught beoordeeld. Eiser betoogt dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de WOZ-waarde ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de gerechtigdheid tot de algemene delen van het appartementencomplex. De rechtbank oordeelt dat het appartement een zelfstandige woning is en dat de waardering op basis van de Wet WOZ correct is uitgevoerd. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 580.000, welke later verlaagd werd naar € 560.000 na een bezwaar van eiser. Eiser stelt dat de waarde te hoog is en bepleit een lagere waarde van € 508.000 of € 541.521. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde voldoende heeft onderbouwd met vergelijkingsobjecten en dat de door eiser voorgestane waarderingsmethode niet in overeenstemming is met de Wet WOZ. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de vastgestelde WOZ-waarde in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de procedure binnen de redelijke termijn is afgehandeld.