ECLI:NL:RBOBR:2024:1077

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
23/2641
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/2641

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. A.J.T.J. Meuwissen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mw. M.W.G. Bombeeck).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft beslist dat eiseres wegens het ontbreken van een verlies aan arbeidsuren, geen recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
1.1.
Met het besluit van 31 mei 2023 heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een WW-uitkering per 13 april 2023 afgewezen, wegens het ontbreken van een arbeidsurenverlies. Het daartegen gemaakte bezwaar heeft het UWV ongegrond verklaard met het besluit van 5 september 2023 (het bestreden besluit).
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft eiseres bij brief van 2 februari 2024 gevraagd om een reactie op het verweerschrift. Hierop heeft eiseres op dezelfde datum gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat voorafging aan de bestreden besluitvorming

2. Eiseres was sinds 6 maart 2017 in dienst bij een werkgever in de branche van sportartikelen (werkgever). Zij was werkzaam als verkoopster voor 38 uur per week. Op 8 juli 2020 is zij uitgevallen voor haar werkzaamheden.
2.1.
Eiseres diende op 13 juli 2022 een aanvraag in voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Die aanvraag is met het besluit van 3 april 2023, per 17 juli 2022, afgewezen.
2.2.
Op 2 mei 2023 heeft eiseres per 13 april 2023 een WW-uitkering aangevraagd.
2.3.
De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst van eiseres met haar instemming opgezegd per 1 november 2023. De werkgever heeft tot die datum het loon van eiseres (althans 70% daarvan) doorbetaald, onder het voorbehoud dat het loon wordt teruggevorderd als blijkt dat het onverschuldigd is doorbetaald.
2.4.
De WW-aanvraag van eiseres heeft geleid tot de bestreden besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
2.5.
Het UWV heeft daarna, naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, beslist dat eiseres per 1 november 2023 recht heeft op een WW-uitkering.

De standpunten van partijen

3. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres per 13 april 2023 (tot 1 november 2023) geen recht heeft op een WW-uitkering. Volgens het UWV heeft eiseres per die datum geen verlies aan arbeidsuren als bedoeld in artikel 16, lid 1, van de WW. [1] Hoewel eiseres haar loon kreeg doorbetaald op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW), wordt dit loon op grond van artikel 1, onder o, sub 2, van de WW niet beschouwd als inkomen uit arbeid. In artikel 1, aanhef en onder f van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren [2] is echter bepaald dat als de werknemer als gevolg van ziekte of arbeidsongeschiktheid over een uur geen inkomen uit arbeid heeft ontvangen, dit uur wordt gelijkgesteld met een arbeidsuur. Het UWV stelt zich op het standpunt dat er per
13 april 2023 geen sprake is van een arbeidsurenverlies voor eiseres, omdat eiseres haar loon kreeg doorbetaald.
3.1.
Eiseres is van mening dat het UWV zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een arbeidsurenverlies. Zij is een arbeidsongeschikte werknemer. Eiseres meent dat zij niet kan hervatten in (aangepast) werk of ander passend werk bij de werkgever. Ook bij een slapend dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid kan volgens eiseres recht bestaan op een WW-uitkering. Verder is de loondoorbetalingsverplichting van haar werkgever geëindigd na 104 weken ziekte.
3.2.
De werkgever heeft het loon tot 1 november 2023 doorbetaald onder de voorwaarde dat die doorbetaling niet onverschuldigd is. Omdat haar loon voorwaardelijk is betaald, is er volgens eiseres wel degelijk sprake van een arbeidsurenverlies. Op de zitting bij de rechtbank heeft eiseres toegelicht dat de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren, gezien de totstandkomingsgeschiedenis, zo moet worden gelezen dat gelijkstelling alleen opgaat bij een onvoorwaardelijke doorbetaling van het loon door de werkgever. Volgens eiseres is de bedoeling van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren, dat het door een werknemer gedurende de periode van een loonsanctie ontvangen loon, dus in het derde ziektejaar, wordt gelijkgesteld met arbeidsuren. De werkgever van eiseres is geen loonsanctie opgelegd, wegens een te late WIA-aanvraag. Doordat het UWV geen loonsanctie heeft opgelegd, is de positie van eiseres onzeker, zo heeft zij op de zitting toegelicht. Als er een loonsanctie was opgelegd, was de loondoorbetaling niet voorwaardelijk geweest. Daarom is eiseres van mening dat van gelijkstelling van arbeidsuren geen sprake kan zijn en dat er een relevant arbeidsurenverlies is per 13 april 2023.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres wegens het ontbreken van een arbeidsurenverlies per 13 april 2023 (en tot 1 november 2023) terecht geen WW-uitkering is toegekend. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.1.
Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering is dat er een relevant arbeidsurenverlies moet zijn ontstaan. Dit volgt uit artikel 16, eerste lid, van de WW.
4.2.
Het UWV heeft in het bestreden besluit en het verweerschrift aan de hand van de toepasselijke wet- en regelgeving met juistheid gemotiveerd dat op 13 april 2023 een relevant urenverlies ontbreekt. Onder een arbeidsuur wordt op grond van artikel 1a, eerste lid, onder a, van de WW verstaan, een uur waarover een werknemer inkomen uit arbeid heeft ontvangen. Hoewel eiseres haar loon wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid kreeg doorbetaald, wordt dit loon op grond van artikel 1, onder o, van de WW niet beschouwd als inkomen uit arbeid. Volgens artikel 1, aanhef en onder f van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren, worden uren waarover geen inkomen uit arbeid is ontvangen als gevolg van ziekte of arbeidsongeschiktheid, echter gelijkgesteld met arbeidsuren. Dit betekent concreet dat de uren waarop het loon van eiseres ziet, worden gelijkgesteld met arbeidsuren. Het aantal verloonde uren is relevant. [3] Daardoor is er per 13 april 2023 in de situatie van eiseres geen verlies aan arbeidsuren.
4.3.
In de tekst van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren vindt de rechtbank geen aanwijzingen voor het standpunt van eiseres dat gelijkstelling op grond van artikel 1 onder f, van deze regeling, niet is bedoeld voor situaties waarin het loon door de werkgever voorwaardelijk is uitbetaald of waarin geen loonsanctie aan de werkgever is opgelegd. Voor die interpretatie ziet de rechtbank evenmin aanknopingspunten in de totstandkoming van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren. Eiseres heeft dit niet onderbouwd en de rechtbank heeft er ook geen aanwijzingen voor gevonden in de toelichting bij de publicatie van deze ministeriële regeling in 2012. [4]
4.4.
Voor zover eiseres verzoekt om de dwingende bepaling in de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren in haar situatie buiten toepassing te laten, ziet de rechtbank daarvoor onvoldoende reden. Eiseres kreeg daadwerkelijk loon uitbetaald op 13 april 2023 (tot 1 november 2023), dus haar belang bij buiten toepassing laten is alleen gelegen in het wegnemen van onzekerheid over de vraag of haar werkgever het loon gaat terugvorderen. Hoewel dit voor eiseres een onzekere situatie oplevert, is die onzekerheid over een toekomstige gebeurtenis onvoldoende zwaarwegend om artikel 1, onder f, van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren buiten toepassing te laten. Ook al loopt er een civiele procedure tegen de werkgever, het blijft een onzekere gebeurtenis in de toekomst. Het UWV dient volgens vaste rechtspraak bij het vaststellen van de omvang van het arbeidsurenverlies bovendien uit te gaan van de feitelijke situatie. [5]
4.5.
Het UWV heeft hierover op de zitting nog toegelicht dat als de werkgever het loon van eiseres daadwerkelijk zou terugvorderen, dit nieuwe feiten en omstandigheden betreffen in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij het nemen van het bestreden besluit kon daarmee geen rekening gehouden worden. Als de werkgever tot terugvordering overgaat, zal het UWV een verzoek van eiseres tot herziening van het bestreden besluit in behandeling nemen, zo begrijpt de rechtbank. Mocht de werkgever het loon daadwerkelijk (met succes) van eiseres terugvorderen, dan kan eiseres zich dus onder verwijzing naar deze uitspraak wenden tot het UWV.
4.6.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om artikel 1, onder f, van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren buiten toepassing te laten.
4.7.
Voor zover eiseres aanvoert dat de loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever is geëindigd na 104 weken ziekte of arbeidsongeschiktheid, leidt ook dit niet tot een arbeidsurenverlies. Eiseres heeft nog loon uitbetaald gekregen, waarmee er zoals hierboven is beschreven, sprake is van arbeidsuren in de zin van artikel 16, eerste lid, van de WW.
4.8.
Bij een slapend dienstverband wordt door een werkgever geen loon betaald en verricht een werknemer geen werkzaamheden, terwijl de arbeidsovereenkomst door partijen niet wordt opgezegd. Eiseres heeft er terecht op gewezen dat er dan recht op WW-uitkering kan ontstaan wegens een arbeidsurenverlies. Die situatie doet zich bij eiseres echter niet voor, omdat zij loon kreeg betaald van haar werkgever tot 1 november 2023.
4.9.
Voor zover eiseres heeft bedoeld aan te voeren dat zij arbeidsongeschikt is en niet in staat is om te hervatten, kan dit evenmin ertoe leiden dat eiseres recht heeft op WW-uitkering. Voor een recht op WW-uitkering moet immers vaststaan dat eiseres beschikbaar is om arbeid te aanvaarden, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder b, van de WW, en daarover kan getwijfeld worden als eiseres zou stellen dat ze arbeidsongeschikt is en niet kan hervatten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M.S. Requisizione, voorzitter, en mr. M. van den Brink en mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van Z. Selkan, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6, eerste lid.
Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
Bijzondere wet
Werkloosheidswet
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
o. inkomen uit arbeid: loon als bedoeld in artikel 14, met dien verstande dat niet tot het inkomen uit arbeid worden gerekend:
(…);
2° hetgeen wordt genoten op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking met artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstige regelingen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
(…).
Artikel 1a
1. Onder arbeidsuur wordt in deze wet verstaan:
a. uur waarover een werknemer inkomen uit arbeid heeft ontvangen; of
b. uur waarover een werknemer recht heeft op inkomen uit arbeid.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waarbij:
a. uren worden gelijkgesteld met een arbeidsuur als bedoeld in het eerste lid;
b. arbeidsuren als bedoeld in het eerste lid niet als arbeidsuren worden aangemerkt;
c. vastgesteld wordt welke in het kader van een dienstbetrekking ontvangen bedragen in aanmerking komen voor omrekening naar arbeidsuren en hoeveel arbeidsuren deze bedragen vertegenwoordigen.
Artikel 15
Met inachtneming van de artikelen 16 tot en met 21 en de daarop berustende bepalingen heeft de werknemer die werkloos is recht op uitkering.
Artikel 16
1. Werkloos wordt de werknemer die:
a. in een kalenderweek ten minste vijf arbeidsuren minder heeft dan zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek of een aantal arbeidsuren heeft dat ten hoogste gelijk is aan de helft van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek; en
b. beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
2. Onder het in het eerste lid bedoelde gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek wordt verstaan het gemiddeld aantal arbeidsuren in de 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan de kalenderweek, bedoeld in het eerste lid. Indien de werknemer ten opzichte van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek minder dan vijf arbeidsuren heeft verloren, worden bij de bepaling hoeveel arbeidsuren de werknemer heeft en bij de bepaling van het gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek, bedoeld in de eerste zin, mede in aanmerking genomen de uren waarin de werknemer werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij niet als werknemer wordt beschouwd. Voor de vaststelling van de periode van 26 kalenderweken, bedoeld in de eerste zin, worden kalenderweken, tot een maximum van 78 kalenderweken, waarin de werknemer onbetaald verlof heeft genoten, niet in aanmerking genomen, tenzij dit leidt tot een lager gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek dan wanneer die kalenderweken wel in aanmerking zouden worden genomen.
Ministeriële regeling op grond van artikel 1a, tweede lid, van de WW.
Gelijkstellingsregeling arbeidsuren
Artikel 1 Gelijkstelling
Met een arbeidsuur als bedoeld in artikel 1a van de Werkloosheidswet en artikel 1a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt gelijkgesteld een uur, gedurende een dienstbetrekking of daaruit voortvloeiend, waarover de werknemer geen inkomen uit arbeid heeft ontvangen, maar:
(…)
f. dit het gevolg is van ziekte of arbeidsongeschiktheid;
(…).

Voetnoten

1.Zie de bijlage bij deze uitspraak voor de tekst van de genoemde wet- en regelgeving.
2.Ministeriële regeling, in werking getreden per 1 januari 2013, Stcrt, 2012, 26779.
4.Stcrt. 2012, 26779.