3.4.Volgens artikel 2.3.3.2 van de tarieventabel bedraagt het tarief, indien artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2 van de Wabo (buitenplanse kleine afwijking) wordt toegepast: € 653.
Is de omgevingsvergunning onherroepelijk?
4. Eiser heeft op 18 december 2022 bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk (hierna: het college) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van twee IBC-containers. De vergunning is aangevraagd voor de volgende activiteiten: bouwen (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo) en afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2 van de Wabo).
5. Aanvankelijk had eiser een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit ‘opslag van roerende zaken’. De gemeente heeft hem op 16 december 2022 laten weten dat deze aanvraag niet correct is en dat eiser een omgevingsvergunning moest aanvragen voor de activiteit ‘bouwen overige bouwwerken’. Ook heeft de gemeente eiser verzocht om de eerste aanvraag in te trekken en een nieuwe aanvraag in te dienen. Dit heeft eiser, gelet op wat onder punt 4 is opgenomen, gedaan.
6. Op 19 april 2023 heeft het college de omgevingsvergunning aan eiser verleend.
7. De heffingsambtenaar heeft voor het in behandeling nemen van de aanvraag leges in rekening gebracht ter hoogte van € 852. Dit bedrag bestaat uit een bedrag aan leges voor de activiteit ‘afwijken bestemmingsplan’ van € 653 en een bedrag aan leges van € 199 voor de activiteit ‘bouwen’.
8. Eiser heeft zich in onder meer zijn beroepschrift en zijn nadere stukken op het standpunt gesteld dat voor de plaatsing van de IBC-containers helemaal geen omgevingsvergunning nodig is. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift het standpunt ingenomen dat de verleende omgevingsvergunning onherroepelijk is omdat daartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend. Volgens hem staan in deze procedure slechts nog de aan de omgevingsvergunning verbonden legeskosten ter discussie.
9. De rechtbank komt tot een andere conclusie. De aan eiser verleende omgevingsvergunning is nog niet onherroepelijk. De rechtbank is als volgt tot dit oordeel gekomen.
10. Eiser heeft in zijn brief van 23 april 2023, gericht aan de heffingsambtenaar, bezwaar gemaakt tegen de legesnota. In dit bezwaarschrift heeft eiser uitdrukkelijk de hoogte van de legeskosten ter discussie gesteld. Hij stelt ten eerste dat de gemeente hem onjuist heeft ingelicht over de meerkosten van de nieuwe aanvraag. In dit argument kan geen bezwaar tegen de omgevingsvergunning worden gelezen. Daarnaast voert eiser onder punt 2 van het bezwaarschrift aan dat het voor hem onduidelijk is waarom zijn eerdere aanvraag niet juist was. Volgens hem is een IBC-container roerend en daarvoor heeft hij naar eigen zeggen in eerste instantie ook een omgevingsvergunning aangevraagd. Het is voor hem dan ook onbegrijpelijk waarom hij deze aanvraag in moest trekken en een aanvraag heeft moeten indienen voor de activiteit ‘bouwen overige bouwwerken’.
11. Eiser heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij inderdaad bedoeld heeft bezwaar te maken tegen het verlenen van een omgevingsvergunning.
12. De rechtbank vat het vermelde onder punt 2 van dit bezwaarschrift zo op, dat eiser óók bezwaar heeft willen maken tegen de aan hem verleende omgevingsvergunning. Ook de heffingsambtenaar had dit met een welwillende lezing zo behoren op te vatten. Het bezwaarschrift is weliswaar gericht aan het verkeerde orgaan, de heffingsambtenaar, maar in het bestuursrecht geldt artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De heffingsambtenaar had het bezwaarschrift, gelet op dit artikel, daarom in zoverre ook als bezwaarschrift gericht tegen de verleende omgevingsvergunning aan moeten merken en ter verdere behandeling moeten doorzenden aan het bestuursorgaan dat die beslissing heeft genomen: het college.
12. Dat eiser het bezwaarschrift niet (ook) aan het college heeft gericht kan hem gelet op artikel 6:15, eerste lid, Awb niet worden tegengeworpen. Daarnaast wordt de verlening van de omgevingsvergunning en de legesnota als een pakket aan eiser aangeboden, zodat beide besluiten gebundeld zijn, waarbij komt dat op alle brieven hetzelfde logo van de gemeente is geplaatst. Het is voor te stellen dat iemand, die zonder gemachtigde procedeert, hierdoor over het hoofd ziet wat het juiste bestuursorgaan is voor zijn bezwaar.
12. Aangezien eiser binnen zes weken na dagtekening van het primaire besluit bezwaar heeft ingesteld tegen de verleende omgevingsvergunning is van een onherroepelijke omgevingsvergunning geen sprake. Op dat bezwaar is immers nog geen beslissing genomen.
15. Daarmee staat dus ook nog niet in rechte vast dat er een omgevingsvergunning nodig is voor de IBC-containers dan wel of de juiste vergunning is verleend voor deze containers.
16. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden uitspraak vernietigen.
Welke beroepsgronden zal de rechtbank hierna bespreken?
17. Eiser heeft in beroep een aantal gronden aangevoerd waarin hij stelt dat de IBC-containers niet vergunningplichtig zijn. Hierover laat de rechtbank zich in deze procedure niet uit omdat het college eerst op het bezwaar van eiser tegen de verlening van de omgevingsvergunning moet beslissen. De heffingsambtenaar zal daarna in deze procedure, met inachtneming van het oordeel van het college, een nieuwe uitspraak op bezwaar moeten nemen. Eiser voert aan dat de IBC-containers roerend zouden zijn, in plaats van onroerend, en dat daarom de verkeerde vergunning is verleend. De rechtbank wil benadrukken dat bij de toetsing of voor de IBC-containers een omgevingsvergunning nodig is onder andere de vraag voorligt of sprake is van een bouwwerk. Een bouwwerk kan zowel roerend als onroerend zijn. Deze discussie hangt dus ook samen met de vraag of de containers vergunningplichtig zijn en het college is als eerste aan zet om zich daarover uit te laten.
18. De rechtbank ziet wel reden om een aantal beroepsgronden die zien op de gang van zaken in het voortraject te bespreken. Los van de vraag wat de uitkomst wordt in de procedure in het kader van de verleende omgevingsvergunning ziet de rechtbank de meerwaarde om deze gronden alvast hier te bespreken. Voor partijen is dan duidelijk hoe de rechtbank hierover denkt zodat de heffingsambtenaar daarmee rekening kan houden bij het nemen van een nieuwe uitspraak op bezwaar.
19. Eiser doet een beroep op schending van het vertrouwensbeginsel. Hij stelt dat een gemeenteambtenaar aan hem mondeling heeft toegezegd dat de kosten voor de aanvraag van de omgevingsvergunning slechts enkele tientjes zouden bedragen. Om van de discussie af te zijn en het slechts zou gaan om enkele tientjes heeft eiser de vergunning aangevraagd. Het uiteindelijk in rekening gebrachte bedrag aan leges is veel hoger (€ 852).