In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 2 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van zijn woning, de aanslag afvalstoffenheffing en de aanslag hondenbelasting beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van zijn woning, vastgesteld op € 336.000 per 1 januari 2021, en tegen de bijbehorende aanslagen. De heffingsambtenaar had de waarde gehandhaafd in een uitspraak op bezwaar, maar eiser stelde dat hij niet gehoord was tijdens de bezwaarfase, ondanks een telefonisch gesprek op 9 juni 2022. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden, omdat niet kon worden aangetoond dat er een geldige hoorzitting heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat eiser door deze schending benadeeld is en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar en verwijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar voor een nieuwe uitspraak op bezwaar. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding, omdat de rechtsbijstand niet beroepsmatig was verleend, maar het griffierecht van € 50,- moet wel worden vergoed.