ECLI:NL:RBOBR:2024:2032
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- B.C.W. Geurtsen
- Rechtspraak.nl
Kwalificatie arbeidsovereenkomst en nabetaling vakantietoeslag in geschil tussen zelfstandige en ABCFinance B.V.
In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 7 mei 2024, staat centraal of er tussen verzoekster en ABCFinance B.V. sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. Verzoekster, die sinds 1995 als zelfstandige werkzaam is, heeft in de loop der jaren verschillende overeenkomsten gesloten met ABC en haar rechtsvoorgangers. De laatste overeenkomst, de Management Services Agreement (MSA), werd op 17 juli 2023 door ABC opgezegd. Verzoekster verzoekt de rechtbank te verklaren dat de MSA een arbeidsovereenkomst is en vordert nabetaling van vakantietoeslag, wettelijke verhogingen, een billijke vergoeding en een transitievergoeding. ABC betwist dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en stelt dat de samenwerking op basis van een overeenkomst van opdracht was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank oordeelt dat de MSA moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst, omdat verzoekster gedurende een langere periode arbeid heeft verricht voor ABC tegen een vaste beloning. De rechtbank wijst op de ondergeschiktheid van verzoekster, de aard van de werkzaamheden en de wijze van beloning, die wijzen op een arbeidsovereenkomst. De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet was, wat verzoekster recht geeft op een billijke vergoeding en een transitievergoeding. De rechtbank kent verzoekster de gevorderde vakantietoeslag en wettelijke verhogingen toe, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. ABC wordt veroordeeld in de proceskosten.
In het tegenverzoek van ABC wordt verzocht om terugbetaling van vergoedingen die na de opzegging zijn betaald. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat de betalingen voortvloeien uit de MSA die op dat moment nog van kracht was. De rechtbank compenseert de proceskosten in het tegenverzoek, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.