Beoordeling door de voorzieningenrechter
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
3. De aanvraag om een om omgevingsvergunning is ingediend op 1 augustus 2023. Dat betekent dat de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Kader voor beoordeling verzoek voorlopige voorziening
4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. De voorzieningenrechter beoordeelt in dat verband of de verleende omgevingsvergunning uiteindelijk in stand kan blijven. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
5. De voorzieningenrechter zal niet overgaan tot sluiting van de milieustraat, maar zal wel bij wijze van voorlopige voorziening voorwaarden daaraan te verbinden. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter staat aan het einde van deze uitspraak onder het kopje “Beslissing”, heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren en in gebruik nemen van een milieustraat aan het adres Zandhoek 1 te Boekel. Juridisch gezien is vergunning verleend voor de activiteit gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan voor de duur van 5 jaar en voor de activiteit omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM). De omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemminsplan is verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo in samenhang met artikel 4, elfde lid, van Bijlage II van het Bor (de kruimelgevallenregeling). De OBM, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i.van de Wabo, is verleend in samenhang met artikel 2.2a, eerste lid sub f en h en vierde lid, sub a onder 3, van het Bor.
7. Partijen zijn in de eerste plaats verdeeld over de vraag waarop de vergunning betrekking heeft: alleen de milieustraat, ook op een puinbreekinstallatie of op het hele bedrijf dat de derde-partij op het perceel voert. Dat is een belangrijk geschilpunt dat ten aanzien van meerdere aspecten van de vergunning doorwerkt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omgevingsvergunning niet is verleend voor de gehele inrichting of voor een (mobiele) puinbreekinstallatie. Dit betekent dat het geschil en daarmee de bevoegdheid van de voorzieningenrechter, zich beperkt tot de milieustraat zoals die is omschreven en weergegeven in de ruimtelijke onderbouwing en in de toelichting op de aanvraag voor de OBM-activiteit (toelichting OBM). In het vervolg van deze uitspraak gaat de voorzieningenrechter bij de bespreking van de gronden van verzoekers ervan uit dat alleen vergunning is verleend voor de milieustraat.
De milieustraat8. De afstand van de milieustraat tot de woning [adres] die eigendom is van verzoekers en bewoond wordt door verzoeker [naam] bedraagt ongeveer 200 meter; de afstand van de grens van de inrichting tot deze woning bedraagt ongeveer 50 meter. De milieustraat wordt aan de noordzijde begrensd door de ontsluitingsweg van het Bedrijventerrein Zandhoek-Boekel. Aan de westzijde wordt de milieustraat begrensd door landbouwgrond en aan de zuidzijde door het Runsepad en de Zandhoekseloop De milieustraat is in strijd met het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Zandhoek Boekel” dat een bedrijf met milieucategorie 3 niet rechtstreeks toestaat. Verder past een milieustraat niet binnen de bestemmingsomschrijving “Bedrijf” van het bestemmingsplan “Zandhoek-Runstraat”. De milieustraat is alleen bedoeld voor particulieren die daar grof huishoudelijk afval kunnen aanbieden. Onderdeel van de aanleg van de milieustraat is het maken van een inrit vanaf de ontsluitingsweg en het bouwen van een kantoor en toilet van 50 m².
Aan wie is vergunning verleend?9. Tijdens de zitting heeft het college uiteen gezet welke partijen zijn bij de exploitatie van de milieustraat. De omgevingsvergunning is verleend aan de derde-partij. De derde-partij is dus houder van de omgevingsvergunning en daarmee naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de eerst verantwoordelijke voor de naleving van de vergunning.
Onzorgvuldige besluitvorming
10. Verzoekers voeren aan dat de besluitvormingsprocedure onzorgvuldig is geweest. Er wordt een tijdelijke omgevingsvergunning verleend vooruitlopend op een bestemmingsplanprocedure die het college na het indienen van een zienswijze van verzoekers tegen het ontwerpbestemmingsplan ruim 1,5 jaar heeft aangehouden. De derdepartij heeft volgens verzoekers daardoor het recht heeft verspeeld om vooruitlopend op een bestemmingsplanwijziging een beroep te doen op de kruimelgevallenregeling nu de derde-partij in overleg met het college er voor heeft gekozen een lopende en vergevorderde bestemmingsplanprocedure een aanvraag in te dienen voor een tijdelijke vergunning. Verzoekers voelen zich daardoor op het verkeerde been gezet.
Het college heeft volgens verzoekers ook niet gemotiveerd hoe de omgevingsvergunning zich verhoudt tot de wijzigingsbevoegdheid die het bestemmingsplan bevat en waarom niet is gekozen voor een vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan die met de uitgebreide voorbereidingsprocedure wordt voorbereid.
11. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekers reed vanaf 2022 op de hoogte waren van het voornemen om aan het adres Zandhoek 1b een milieustraat te vestigen. Tegen het ontwerpbestemmingsplannen hebben zij ook zienswijzen ingediend. Omdat het huurcontract van de locatie van de vorige milieustraat afliep per 1 januari 2024, diende er op korte termijn een oplossing te worden gevonden om te voorkomen dat inwoners van Boekel naar Haps moeten rijden om naar een milieustraat te gaan en om zwerfaval te voorkomen.
Het continueren van de bestemmingsplanprocedure zou niet tijdig tot realisatie van een milieustraat kunnen leiden zodat is gekozen voor een tijdelijke omgevingsvergunning. De omwonenden zijn hierover schriftelijk geïnformeerd en er is getracht met verzoekers een gesprek te voeren en hen over de plannen in te lichten. Ondanks herhaalde pogingen tot een gesprek te komen is dat niet gelukt. Er heeft dus geen dialoog met verzoekers kunnen plaatsvinden.
12. De voorzieningenrechter overweegt dat het college niet verplicht is aan de gemeenteraad voor te leggen om de milieustraat via een wijziging van het bestemmingsplan mogelijk te maken of te motiveren waarom het niet voor die weg heeft gekozen. De bevoegdheid van het college om een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bestemmingsplan, staat los van de bevoegdheid van de gemeenteraad om het bestemmingsplan te wijzigen. Het college is daarom ook niet verplicht om te motiveren hoe de milieustraat zich verhoudt tot de wijzigingsbevoegdheid die het bestemmingsplan, maar moet daarentegen beoordelen of het gebruik van de milieustraat voor een periode van vijf jaar in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
13. De voorzieningenrechter vindt de gang van zaken ook niet in strijd met het beginsel van fair play. Hij kan zich voorstellen dat bij verzoekers door de gang van zaken het gevoel is opgekomen dat het college bewust de gang van zaken heeft gecompliceerd en in stukjes heeft gehakt. Het college heeft verzoekers echter gedurende het gehele proces op de hoogte gehouden van nieuwe (ontwerp) besluiten en die op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Ook heeft het college geprobeerd om met verzoekers in gesprek te komen hebben en is in het verweerschrift duidelijk uiteengezet, zoals hiervoor weergegeven, waarom het college aanvankelijk op het spoor zat van een wijziging van het bestemmingsplan en het verlenen van een revisievergunning voor de hele inrichting en waarom het daarvan later op is teruggekomen. Die keuzes zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter goed te begrijpen, Hij vindt het dan ook niet aannemelijk dat het college verzoekers bewust op het verkeerde been heeft willen zetten.
Tijdelijke omgevingsvergunning
14. Verzoekers voeren ook aan dat tijdelijke vergunning alleen kan worden verleend als aannemelijk is gemaakt dat de activiteiten zonder onomkeerbare gevolgen kunnen worden beëindigd. Deze toets ontbreekt volledig en volgens verzoekers zijn de activiteiten onomkeerbaar. Sloop van de milieustraat na vijf jaar wel mogelijk maar binnen die tijd is de inrichting niet economisch afgeschreven. Omdat de milieustraat aan De Vlonder 110 te Boekel wordt herbestemd of heringericht is terugkeer naar die locatie niet mogelijk hetgeen de onomkeerbaarheid van de gevolgen des te discutabeler maakt.
15. De voorzieningenrechten overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) ook voor een permanente activiteit of een activiteit die voorziet in een permanente behoefte een tijdelijke omgevingsvergunning worden verleend. De enige eis die de Wabo en het Bor stellen is dat het aannemelijk moet zijn dat de tijdelijke activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd, wat beperkt wordt uitgelegd.Het kantoor en de containers kunnen weer worden gesloopt of verwijderd, waardoor de milieustraat eenvoudig en zonder onomkeerbare kan worden beëindigdt. De Wabo gaat ervan uit dat als de tijdelijke omgevingsvergunning is uitgewerkt, de activiteit moet worden beëindigd, opnieuw een tijdelijke omgevingsvergunning wordt verleend voor maximaal vijf jaar of wordt ingepast in een bestemmingsplan (Omgevingsplan). De conclusie is dat het college tijdelijke omgevingsvergunning kon verlenen voor de milieustraat. In dat verband overweegt de voorzieningenrechter nog dat de milieustraat aan De Vlonder 110 ook zonder onomkeerbare gevolgen is ontmanteld.
16. Verzoekers voeren ook aan dat er geen omgevingsdialoog heeft plaatsgevonden. Dat is niet alleen in strijd met de ”Spelregels Zorgvuldige dialoog” van de gemeente Boekel maar ook met de vergewisplicht van artikel 3:2 en artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
17. Het college heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter ruim voldoende pogingen ondernomen om verzoekers bij de dialoog te betrekken en naar hun mening te vragen. De voorzieningenrechter verwijst daarvoor naar het chronologisch overzicht bij het verweerschrift. Verzoekers hebben echter niet op de uitnodigingen van het college gereageerd. Het feit dat verzoekers destijds niet op de uitnodigingen hebben gereageerd omdat zij, naar zij stellen, toen in beslag werden genomen door de afwikkeling van een erfenis, betekent dat het college had moeten wachten totdat verzoekers in de gelegenheid waren om deel te nemen aan gesprekken met de gemeente. Het college moest verder om de milieustraat op tijd te laten functioneren, terwijl verzoekers zich door een derde konden laten vertegenwoordigen.
18. Het feit dat de omgevingsdialoog niet bestond uit de “of”-vraag maar alleen uit de “hoe-vraag”, maakt de dialoog niet in strijd met het beleid of dat het college onvoldoende pogingen heeft ondernomen. Het beleid schrijft niet voor wat en hoe de omgevingsdialoog moet worden gevoerd. De voorzieningenrechter vindt ook niet dat op grond van algemene beginselen van behoorlijk bestuur de dialoog helemaal open moet worden ingestoken.
De dialoog mag ook worden gevoerd over een concreet initiatief, aan de hand waarvan de meningen van omwonenden kunnen worden gepeild.
19. Tijdens de zitting hebben alle partijen laten weten behoefte te hebben aan een omgevingsdialoog, waarbij de pijnpunten van verzoekers over het functioneren van de milieustraat en van het bedrijf van de derde-partij in beeld kunnen worden gebracht en worden besproken (met name: geluid- en stofhinder, verspreiding van zwerfvuil).
De derde-partij heeft laten weten behoefte te hebben aan een gesprek me verzoekers om te kijken wat hij aan de pijnpunten kan doen. Dat geldt ook voor het college, zo heeft het tijdens de zitting laten weten. Dat kan op 6 februari aanstaande, waar onder leiding van de verantwoordelijk wethouder, tijdens een hoorzitting de bezwaren van verzoekers worden behandeld. De voorzieningenrechter geeft partijen in overweging om dan een in ieder geval de pijnpunten te inventariseren en, zo mogelijk, een agenda voor vervolgoverleg. Verder kan daar ook worden besproken of binnen de gemeente een contactpersoon beschikbaar is, bij eventuele klachten van verzoekers over het functioneren van de milieustraat.
20. Verzoekers voeren ook aan dat de kruimelgevallenregeling niet mag worden toegepast om het initiatief onder de m.e.r.-plicht valt. De inrichting valt volgens verzoekers niet onder Onderdeel C, categorie 28.10, 4°van bijlage I van het Bor, maar onder categorie D, onder 18.1 van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r). Daarmee kan volgens verzoekers op grond van Bijlage II, artikel 5, lid 6, Bor geen beroep gedaan worden op de kruimelgevallenregeling en is de toets conform de OBM niet afdoende.
21. De voorzieningenrechter overweegt dat de activiteit die is vergund, zoals hiervoor weergegeven, alleen bestaat uit het maken en in werking hebben van een milieustraat. Verzoekers vinden echter dat een milieueffectrapport (MER) voor het gehele bedrijf moet worden gemaakt. Om die reden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat op grond van het Besluit m.e.r. (Categorie D, onder 18), een MER moest worden gemaakt.. Verder heeft het college een zogenoemde “vrije MER-beoordeling” gemaakt, waaruit kan worden opgemaakt dat nadelige gevolgen in de zin van de richtlijn MER zijn uitgesloten. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat, anders dan verzoekers blijkbaar veronderstellen, bij de vraag of een MER-plicht bestaat, in dit geval niet de gehele inrichting behoort te worden betrokken. De milieustraat is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet te beschouwen als een onderdeel van een salamitactiek, maar een op zichzelf staande activiteit die naar aanleiding van een behoefte bij de gemeente om een milieustraat te hebben in Boekel en daar te vestigen.
22. Verzoekers voeren aan dat de inrichting niet als een gemeentelijke milieustraat in de zin van de handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de handreiking) kan worden gekarakteriseerd, maar als een vuiloverslagstation, vuilstortplaats en puinbrekerij en daarmee onder milieucategorie 4.2 valt. Een bedrijf dat valt onder milieucategorie 4.2 is op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan.
23. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college de milieustraat als een “3.1-activiteit” in de zin van de Handreiking kunnen kwalificeren omdat de milieustraat milieudienstverlening omvat in de vorm van een afvaldepot. Ook hier moeten de overige activiteiten, waaronder de puinbreekinstallatie, van het bedrijf buiten beschouwing worden gelaten, waarbij de voorzieningenrechter in het midden laat of het bedrijf daarmee onder categorie 4.2 van de Handreiking valt. De voorzieningenrechter deelt ook niet de opvatting van verzoekers dat de omgeving van de milieustraat als een rustige woonwijk in de zin van de Handreiking moet worden beschouwd. Op het terrein worden de overige activiteiten uitgeoefend, en naast het perceel zijn andere bedrijven aanwezig, de milieustraat is gelegen in de buurt van twee drukke verkeerswegen en maakt onderdeel uit van de bebouwde kom van Boekel.
24. Verzoekers voeren met betrekking tot het akoestisch rapport, kort gezegd, aan dat
het rapport uitgaat van 6 meter hoge muren rondom de milieustraat, die in werkelijkheid niet zijn aangebracht, alleen geluidbronnen aan de westkant van de straat zijn betrokken, de positionering van de puinbreker niet juist is, niet alle geluidbronnen op de inrichting zijn betrokken en ten onrechte geen rekening is gehouden met een straffactor voor tonaal geluid.
25. Hierin ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding voor schorsing van de verleende vergunning. Uit de omgevingsvergunning blijkt niet dat de muren een hoogte van 6 meter moeten hebben. Daarbij gaat de voorzieningenrechter uit van de omgevingsvergunning behorende situatietekening. Voor zover daar bij het akoestische onderzoek dat in opdracht van derde-partij wel is uitgegaan neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het geluidniveau als gevolg van alleen de milieustraat dat is berekend op de gevel van de woning van verzoekers, ruimschoots onder de normstelling en de aanbevolen waarden in de Handreiking blijft. Wat betreft de ontbrekende geluidbronnen aan de oostkant van de milieustraat, hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat, voor zover deze ten onrechte ontbreken, dat tot duidelijk andere uitkomsten leiden.
De voorzieningenrechter acht het verder niet aannemelijk dat het in werking zijn van de milieustraat tot tonaal geluid leidt. Burgers uit Boekel komen daar grof vuil, bouwafval of tuinafval brengen dat naar een afvalverwerker wordt vervoerd. In de milieustraat zelf wordt geen afval verwerkt. Elders op het terrein wordt schroot en metaal be- en verwerkt, maar dat maakt zoals gezegd geen onderdeel uit aan de verleende vergunning. Het feit dat volgens verzoekers de puinbreker niet goed is gepositioneerd en diverse geluidbronnen van het bedrijf niet zijn meegenomen, is daarom ook geen reden om tot schorsing over te gaan. Het rapport is opgesteld toen het college en de derde-partij nog het voornemen hadden om met een wijziging van het bestemmingsplan en een revisievergunning alle activiteiten van het bedrijf mogelijk te maken. Voor de omgevingsvergunning die nu aan de orde is, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter alleen dat deel wat ziet op de milieustraat van belang..
26. Voor zover verzoekers een second opinion willen overleggen, kunnen zij dat eventueel in bezwaar nog doen. De voorzieningenrechter heeft partijen, met name het college, tijdens de zitting in overweging gegeven om in plaats daarvan op een zaterdagochtend het geluid afkomstig van de milieustraat te meten en te bepalen welke effecten dit heeft op de woning aan de [adres] . Dat is niet hetzelfde als het berekenen van de geluidimmissie op de woning die het gevolg is van het in werking zijn van de milieustraat, maar kan mogelijk meer duidelijkheid bieden over wat de effecten van de milieustraat op het gebied van geluid zijn. Niet is uitgesloten dat een second opinion dan niet meer nodig zal zijn.
27. Verzoekers voeren aan dat de verkeerstoets tekortschiet omdat de verkeerbewegingen die de milieustraat genereert niet is onderbouwd maar zijn ingeschat. Deze geschatte vervoersbewegingen worden afgezet tegen de aantallen die op grond van het geldende bestemmingsplan kunnen plaatsvinden waarbij uitgegaan wordt van 3 bestemmingsvlakken van elk 900 m². Dit terwijl één bestemmingsvlak bestemd is voor de milieustraat en dus bij de analyse uitgegaan zou worden van 900 m². Omdat uitgegaan is van 2.700 m² is de toename van het verkeer veel te laag berekend. Van een worstcase scenario zoals in de ruimtelijke onderbouwing staat is geen sprake omdat als de milieustraat op meerdere dagen per week open is, ook mensen die normaliter van Boekel naar Haps gaan om afval weg te brengen dat in Boekel zullen doen. De additionele verkeersbewegingen zijn te laag ingeschat. Verzoekers voeren verder aan dat de parkeertoets onvoldoende is omdat de filevorming van auto’s die wachten tot zij de milieustraat kunnen oprijden niet in beeld is gebracht. Er wordt slechts gesteld dat de weg zodanig wordt ingericht dat er ruimte is voor opstelplaatsen.
28. De voorzieningenrechter acht het gezien de vergunde activiteit – in werking hebben van een milieustraat – niet aannemelijk dat, behalve personeel van vergunninghoudster, op het terrein door bezoekers wordt geparkeerd. Tijdens openingstijden zullen mensen aanwezig zijn om toe te zien op de inname van het afval. Ook als zij allen met de auto komen, is er op het terrein van derde-partij meer dan voldoende ruimte om te parkeren. Het is dan ook niet de verwachting van de voorzieningenrechter dat zich parkeerproblemen zullen voordoen.
29, Wat betreft verkeer, heeft het college in navolging van de aanvraag berekend dat over een periode van vier uur maximaal 112 auto’s de milieustraat zullen aandoen. Gezien de ruimte op het perceel, de tijd dat afval wordt gedumpt in de containers en het aantal beschikbare containers, de routing binnen de milieustraat en de aansluiting op de ontsluitingsweg van het industrieterrein heeft het college zich naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zich geen verkeersopstoppingen of filevorming zullen voordoen in de omgeving van de milieustraat. Wel acht de voorzieningenrechter het raadzaam om hangende het bezwaar, na te gaan of zich verkeersproblemen voordoen en hoeveel auto’s de milieustraat op een zaterdag bezoeken.
30. Verzoekers voeren verder aan dat de toets op de luchtkwaliteit niet correct is uitgevoerd. In de ruimtelijke onderbouwing wordt gesteld dat uitkomst van de NIBM-tool is dat 378 extra verkeerbewegingen waarvan 5% vrachtverkeer niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De extra verkeersbewegingen zijn echter niet onderbouwd en ook tegenstrijdig omdat in paragraaf 4.4.2 wordt uitgegaan van 378 extra verkeersbewegingen exclusief 9 voor vrachtverkeer. Daarbij komt dat de uitsloot van wachtende stilstaande auto’s niet is meegenomen net zo min als uitstoot als gevolg van stof bij het lossen van puinafval en de uitstoot van loaders die binnen de milieustraat het afval verplaatsen. Het is daarom niet onaannemelijk dat de luchtkwaliteit van de ontwikkeling negatiever uitpakt dan berekend.
31. Verzoekers hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat de luchtkwaliteit verslechtert door de komst van de milieustraat. Het gaat ook op dit punt alleen de gevolgen van de auto’s die de milieustraat bezoeken, en niet om het gehele bedrijf van vergunninghoudster. In dat verband overweegt de voorzieningenrechter dat een eventuele filevorming van auto’s die wachten tot zij de milieustraat op kunnen, plaats zal vinden op de aanrijroute naar de milieustraat en dat is de ontsluitingsweg van het Bedrijventerrein.Zandhoek-Boekel die hemelsbreed 225 meter van de woning aan de [adres] .
32. De voorzieningenrechter heeft naar aanleiding van het verzoek van verzoekers en wat zij hebben aangevoerd een aantal onduidelijkheden gebreken in de besluitvorming geconstateerd.
De aanvraag is niet duidelijk over de openingstijden van de milieustraat. In de ruimtelijke onderbouwing (blz. 4, onder 2.2), waarop het college vindt dat gehandhaafd kan worden, staat dat de milieustraat op zaterdag van 09.00 uur tot 13.00 uur is geopend, maar daarin staat ook dat wordt bekeken of de voorziening op een doordeweekse dag of dagdeel wordt geopend (bijvoorbeeld een middag van 13.00-17.30 uur). Het college zal hierin bij het besluit op het bezwaar een eenduidige keuze in moeten maken. De aanvraag, waaronder de ruimtelijke onderbouwing, sluit naar het oordeel van de voorzieningenrechter de mogelijkheid van een ruimere openstelling niet uit. Voorlopig zal de voorzieningenrechter de openstelling echter beperken tot de zaterdagochtend beperken, conform de huidige situatie.
33. Ook ligt niet vast voor wie de milieustraat toegankelijk is. Uit de besluitvorming kan worden opgemaakt dat de milieustraat alleen is bedoeld voor burgers uit Boekel, maar dat volgt niet met zoveel woorden uit de omgevingsvergunning. Verzoekers zijn echter wel bevreesd voor het gebruik door bedrijven. Daarom zal de voorzieningenrechter hierna bepalen dat het gebruik van de milieustraat alleen voor particulieren toegankelijk mag zijn.
34. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college en derde-partij die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoekers als volgt af.
35. De milieustraat is inmiddels in gebruik. Het sluiten van de milieustraat gaat ver en schaadt de belangen van de gemeente, bewoners van Boekel en de derde-partij. De voorzieningenrechter verwacht niet dat de milieustraat uiteindelijk niet in gebruik kan blijven. Hij verwijst daarvoor naar de hiervoor weergegeven motivering die vooralsnog geen belemmering oplevert om de vergunning te kunnen verlenen. Dat neemt niet weg dat op een aantal punten de motivering en het onderzoek nog kan worden aangevuld, of beter in beeld kan worden gebracht wat is vergund. Weliswaar kan het gebruik van de milieustraat gevolgen hebben voor verzoekers, maar deze gevolgen zijn niet onomkeerbaar. Het gaat de voorzieningenrechter daarom te ver om de milieustraat voorlopig te sluiten. In plaats daarvan zal de voorzieningenrechter het gebruik van de milieustraat op zaterdagen toestaan, onder een aantal voorwaarden. Dat geeft partijen de tijd om een beeld te krijgen van de overlast die de milieustraat al dan niet veroorzaakt, en om overleg te voeren.