ECLI:NL:RBOBR:2024:586

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
23/370
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na Toetsing Verbetering Belastbaarheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 20 februari 2024, wordt de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres beoordeeld. Eiseres, die sinds 2 november 2020 een ZW-uitkering ontving, kreeg op 18 mei 2022 te horen dat haar uitkering per 19 juni 2022 zou worden beëindigd, omdat zij meer dan 65% van haar laatstverdiende loon zou kunnen verdienen. Eiseres ging hiertegen in bezwaar, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. Eiseres diende vervolgens een beroepschrift in, waarop het UWV reageerde met een verweerschrift. De rechtbank behandelde de zaak op 28 november 2023.

De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de belastbaarheid van eiseres. De verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht en eiseres lichamelijk onderzocht. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van het UWV juist is en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de inschatting van de belastbaarheid van eiseres. Eiseres had aangevoerd dat haar medische beperkingen waren onderschat, maar de rechtbank oordeelt dat de rapportages van de verzekeringsartsen logisch zijn en goed onderbouwd.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres krijgt geen gelijk en ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.W.M. Jansen),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: P.M.W. van der Helm).

Inleiding

1. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of het UWV terecht de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres per 19 juni 2022 (datum in geding) heeft beëindigd.
1.1.
Eiseres ontvangt sinds 2 november 2020 een ZW-uitkering. Met het besluit van 18 mei 2022 heeft het UWV vastgesteld dat de ZW-uitkering van eiseres per 19 juni 2022 wordt beëindigd, omdat zij een restverdiencapaciteit heeft van meer dan 65%.
1.2.
Eiseres is hiertegen in bezwaar gegaan. Met het besluit van 12 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard en de beëindiging van de WIA-uitkering gehandhaafd.
1.3.
Ook met het bestreden besluit is eiseres het niet eens. Daarom heeft zij een beroepschrift ingediend.
1.4.
In reactie op het beroepschrift heeft het UWV een verweerschrift ingediend.
1.5.
Eiseres heeft vervolgens aanvullende beroepsgronden ingediend, waarop het UWV heeft gereageerd.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Feiten en omstandigheden

2. Eiseres was laatstelijk werkzaam als schoonmaakmedewerkster voor gemiddeld 25,12 uur per week. Na beëindiging van haar dienstverband is zij per 31 juli 2020 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vanuit een situatie van werkloosheid heeft zij zich op 5 oktober 2020 ziekgemeld, wegens lichamelijke klachten. Daarop is zij per 2 november 2020 aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering. Daarna vond een Toetsing Verbetering Belastbaarheid Tweede Ziektejaar (‘TVB2’) plaats die heeft geleid tot de besluitvorming zoals weergegeven onder het kopje ‘Inleiding’.

De standpunten van partijen

3. De rechtbank moet beoordelen of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd. De rechtbank doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd (de beroepsgronden).
3.1.
Het UWV vindt dat eiseres geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat zij meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kan verdienen. Dit baseert het UWV op de rapportage van de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) van 3 januari 2023. De verzekeringsarts B&B onderschrijft in die rapportage de door de primaire verzekeringsarts opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 mei 2022. In de rapportage van de arbeidsdeskundige B&B wordt de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige onderschreven dat eiseres met de voor haar geldende FML in staat wordt geacht de volgende voorbeeldfuncties te verrichten: textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (SBC-code 111160); productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen, vruchten) (SBC-code 111010). Als reservefuncties zijn de functies productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071) geselecteerd. Het loon dat eiseres met de eerstgenoemde drie functies kan verdienen leidt, afgezet het loon dat eiseres in haar laatst verrichte werk verdiende, tot een verdiencapaciteit van 100%.
3.2.
Eiseres voert – kort samengevat – aan dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Eiseres stelt gediagnosticeerd te zijn met Dunnevezelneuropathie (DVN) en dat FML onvoldoende tegemoetkomt aan dit ziektebeeld. Eiseres stelt dat er (zwaardere) beperkingen moeten worden aangenomen op de volgende aspecten: huidcontact (item 3.3), beschermende middelen (item 3.4); lopen tijdens het werk (item 4.17.2), zitten (item 5.1); zitten tijdens het werk (item 5.2). Daarnaast vindt eiseres dat er een urenbeperking moet worden aangenomen. Eiseres stelt dat zij niet 8 uur per dag en 40 uur per week kan werken vanwege energetische beperkingen. Ook is zij beperkt op avond en nachtwerk, omdat zij vanwege haar vermoeidheid al rond 21.00 uur naar bed gaat. Tot slot stelt eiseres dat de geselecteerde voorbeeldfuncties textielproductenmaker (SBC-code 111160) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) niet passend zijn.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Dat wil zeggen dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel gekomen is en welke gevolgen dit oordeel heeft
Zorgvuldigheid van het onderzoek
5. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig is geweest. Daarbij is het volgende van belang. De primaire arts heeft dossierstudie verricht, waarbij hij onder meer heeft gekeken naar de eerdere verslaglegging van het UWV in het kader van de ziekmelding van eiseres. De primaire arts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 3 mei 2022, waarbij een anamnese is afgenomen (inclusief dagverhaal) en eiseres zowel psychisch als lichamelijk is onderzocht. Bij het lichamelijk onderzoek is in het bijzonder gekeken naar de rug en onderste extremiteiten.
5.1.
In bezwaar heeft de verzekeringsarts B&B het dossier bestudeerd en eiseres gezien op de hoorzitting. Hij heeft zich in het algemeen een indruk gevormd van de gezondheidstoestand van eiseres. Aansluitend heeft de verzekeringsarts B&B een anamnese afgenomen, het dagverhaal uitgevraagd en eiseres lichamelijk onderzocht, waarbij opnieuw naar de voeten, benen en de rug van eiseres is gekeken.
5.2.
De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts B&B aanvullend onderzoek had moeten doen of aanvullende medische informatie had moeten opvragen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies van de rapporten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.
De medisch inhoudelijke beoordeling
6. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat UWV de belastbaarheid van eiseres onjuist heeft ingeschat. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
6.1.
Het UWV is ermee bekend dat eiseres lichamelijke klachten heeft. Dit blijkt ook uit de rapportages van de verzekeringsartsen. Met deze klachten is rekening gehouden in de FML door beperkingen aan te nemen in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De verzekeringsarts B&B heeft deze beperkingen gebaseerd op de gegevens verkregen bij anamnese en eigen onderzoek. De verzekeringsarts B&B heeft gemotiveerd dat en waarom eiseres niet voldoet aan de criteria voor het aannemen van een situatie van geen benutbare mogelijkheden (GBM). Volgens de verzekeringsarts B&B is geen sprake van ziekenhuisopname, ADL-afhankelijkheid en/of chronische bedlegerigheid. Ook is er geen sprake van disfunctioneren op micro-, meso- en macroniveau op grond van een ernstige psychische stoornis. Evenmin is er sprake van een situatie van sterk wisselende mogelijkheden.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B inzichtelijk gemotiveerd hoe en waarom hij tot deze conclusies is gekomen. De conclusies zijn gebaseerd op de anamnese en het eigen medisch onderzoek van de verzekeringsarts B&B. De rechtbank heeft geen reden om aan de conclusies van de verzekeringsarts B&B te twijfelen. Alleen de door eiseres overgelegde algemene medische informatie met betrekking tot DVN is voor de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat de verzekeringsartsen ten aanzien van de datum in geding zijn uitgegaan van een onjuist medisch beeld van eiseres of dat sprake zou moeten zijn van meer beperkingen dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Hierbij is van belang dat alleen een diagnose niet doorslaggevend bij de vaststelling van beperkingen tot het verrichten van arbeid. [1] Een verwijzing naar algemene informatie over een aandoening ter onderbouwing van de door eiseres gestelde aanvullende beperkingen is daarom niet voldoende. Die gestelde beperkingen zijn niet onderbouwd met stukken van behandelaars van eiseres. In het bijzonder is de gestelde urenbeperking niet onderbouwd. In de FML is al opgenomen dat eiseres voldoende moet kunnen vertreden in het werk.
6.3.
Op de zitting heeft eiseres gesteld dat er een discrepantie zit tussen het belastbaarheidsoordeel van het UWV en het oordeel van haar bedrijfsarts. Ook deze enkele stelling is onvoldoende voor twijfel aan het oordeel van het UWV. De rechtbank acht hierbij van belang dat een verzekeringsarts in beginsel niet gebonden is aan het eerdere oordeel van een (verzekerings)arts, en dus mag varen op zijn eigen oordeel. [2] Ook ligt de datum in geding in deze zaak (19 juni 2022) geruime tijd na bedoelde informatie van de bedrijfsarts en is het daarom niet per definitie zo dat de beperkingen hetzelfde zijn (gebleven). Dit geldt te meer omdat eiser in de tussentijd een behandeling heeft ondergaan.
De arbeidskundige beoordeling
6.4.
De arbeidsdeskundigen van UWV gaan bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid uit van de beperkingen die in de FML zijn vastgelegd. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld, is deze belastbaarheid juist weergegeven.
6.5.
De arbeidsdeskundige (B&B) mocht daarom bij het bepalen van de functies uitgaan van deze beperkingen. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om te oordelen dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn voor haar. De arbeidsdeskundige B&B heeft namelijk inzichtelijk gemotiveerd waarom deze functies geschikt zijn en de rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Eiseres voert aan dat de functies textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (SBC-code 111160) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen, vruchten) (SBC-code 111010) niet passend zijn. In haar aanvullende rapportage van 6 november 2023 heeft de arbeidskundige B&B afdoende toegelicht dat eiseres zich daarbij baseert op beperkingen die niet in de FML staan dan wel dat er geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres op de door haar gestelde punten. De rechtbank ziet geen reden aan die toelichting te twijfelen. De functies zijn overwegend zittend van aard en daarin is voldoende mogelijkheid om te vertreden.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op voorgaande overwegingen heeft het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres beëindigd. Eiseres krijgt daarom geen gelijk. Het beroep is dus ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook krijgt zij geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van Z. Selkan, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie onder meer CRvB 11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1191.
2.Zie bijvoorbeeld CRvB 24 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2421.