Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
[naam]uit [woonplaats] , (gemachtigde: mr. M.W. van der Hulst).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
De aanvraag om een natuurvergunning is ingediend op 1 november 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wnb, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
- Eiseres is eigenaar van de woning op het adres [adres] , dat een twee-onder-een-kap vormt met het woonhuis waarvan de derde-partij eigenaar is. Beide woonhuizen liggen in het Natura 2000-gebied [naam] .
- Op 1 november 2023 heeft de derde-partij een aanvraag ingediend om een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb (natuurvergunning). De aanvraag heeft - kort gezegd - betrekking op de bouw van een bijgebouw, bestaande uit twee bouwlagen, aan de achterzijde van zijn woonhuis in de tuin. Een bestaande schuur zal mogelijkerwijs gesloopt worden. Bij de aanvraag heeft de derde-partij een “Quickscan Flora en Fauna [adres] ” gevoegd.
- Het ontwerpbesluit tot weigering van de natuurvergunning heeft van 26 januari 2024 tot en met 7 maart 2024 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft de Vereniging Natuur en Milieu zienswijzen ingediend.
Conclusie en gevolgen
.
Beslissing
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen 26 weken na dagtekening van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college bij het nemen van het nieuwe besluit geen toepassing hoeft te geven aan afdeling 3.4, van de Awb;
- geeft, als voorlopige voorziening, de derde-partij toestemming om de schuur te bouwen onder de volgende voorwaarde:
- bepaalt dat deze toestemming van rechtswege vervalt als niet aan de voorwaarde wordt voldaan;
- bepaalt dat de voorlopige voorziening vervalt als het nieuwe besluit van het college op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt;
- bepaalt dat het college aan eisers het griffierecht à € 187,00 vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers, begroot op € 1.814,00.