Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs.
Ik zag dat SLACHTOFFER [slachtoffer] en VERDACHTE [verdachte] ter hoogte van het trottoir stonden. Ik zag dat er een handgemeen plaatsvond tussen beiden.
Ik zag dat SLACHTOFFER [slachtoffer] naar de scooter stond liep die hij zojuist had geparkeerd. Aansluitend zag ik dat VERDACHTE [verdachte] rechts in beeld kwam en richting SLACHTOFFER [slachtoffer] rende. Ik zag dat VERDACHTE [verdachte] achterlangs de scooter rende richting links in beeld, en ter hoogte van de voorzijde van de scooter ging staan.
Ik zag dat VERDACHTE [verdachte] bij de voorband van de scooter naar beneden bewoog met zijn lichaam. Ik zag dat VERDACHTE [verdachte] met een langwerpig voorwerp dat hij in zijn rechterhand hield tot twee maal toe uithaalde en een stekende beweging maakte richting de voorband van de scooter van SLACHTOFFER [slachtoffer] .
Ik zag dat VERDACHTE [verdachte] een dreigende houding aannam en met zijn rechterhand waar het langwerpig object zich in bevond richting SLACHTOFFER [slachtoffer] wees.
Ik zag dat VERDACHTE [verdachte] dichter bij SLACHTOFFER [slachtoffer] ging staan, en kort op en neer naar het object in zijn handen keek. Ik zag dat VERDACHTE [verdachte] zijn rechterarm omhoog bewoog en met zijn hand waar het object zich in bevond richting SLACHTOFFER [slachtoffer] wees.
Ik zag dat de rechterhand van VERDACHTE [verdachte] naar achteren bewoog. Ik zag daarna dat de hand van VERDACHTE [verdachte] met het object wijzend richting SLACHTOFFER [slachtoffer] richting SLACHTOFFER [slachtoffer] bewoog. Ik zag dat VERDACHTE [verdachte] met de rechterhand een stekende beweging maakte richting de rechter zijkant van zijn lichaam ter hoogte van de buik. Ik zag dat VERDACHTE [verdachte] op datzelfde moment met zijn linkerhand SLACHTOFFER [slachtoffer] vastgreep ter hoogte van de achterzijde van zijn nek.
Bewijsoverweging.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door de onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel. Het gaat bij toekenning van schokschade dus niet zozeer om vergoeding van leed, maar degene die vergoeding vordert moet zelf geestelijk letsel hebben opgelopen als direct gevolg van die waarneming of confrontatie. De benadeelde partij die vergoeding van schokschade vordert, is niet het primaire slachtoffer van een misdrijf en is dus niet degene die rechtstreeks is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. Het is het secundaire slachtoffer. Schokschade moet worden onderscheiden van affectieschade, zijnde het geestelijk letsel dat een naaste of nabestaande oploopt als gevolg van de ernstige verwonding of dood van het slachtoffer.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
poging tot doodslag;
gevangenisstraf voor de duur van 4 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
waarvan 1 jaar voorwaardelijken een proeftijd van
2 jaren;
€ 25.853,39bestaande uit € 853,39 materiële schade en € 25.0000,- immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;