ECLI:NL:RBOBR:2025:1303

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
24/3652
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 7 maart 2025, in de zaak tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), wordt de afwijzing van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA), maar het UWV had deze aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat eiser per 25 mei 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft afgewezen, omdat de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiser en zijn belastbaarheid daarin niet wordt overschreden. Eiser had verschillende beroepsgronden ingediend, waaronder het ontbreken van een urenbeperking en de geschiktheid van de functies, maar de rechtbank volgt de argumenten van het UWV. De rechtbank concludeert dat er geen medische onderbouwing is voor de door eiser gevraagde beperkingen en dat de arbeidsdeskundigen van het UWV goed hebben onderbouwd waarom de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van eiser vallen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/3652

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. I.P.H.M. van Lieshout).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het UWV de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (hierna: Wet WIA) terecht heeft afgewezen omdat hij per 25 mei 2023 (de datum in geding) minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt dus ongelijk en het beroep is dus ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Met het besluit van 15 september 2023 heeft het UWV de aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 september 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft de uitslag van een laboratoriumonderzoek overgelegd en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) heeft daarop gereageerd.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

De standpunten van partijen
3. Het UWV heeft naar aanleiding van het bezwaar van eiser de Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML) aangepast. Eiser is met zijn beperkingen geschikt voor de functies Assembly Worker A (SBC code 267041), Medewerker conventionele assemblage (SBC code 111180) en Medewerker binderij handmatig (SBC code 268030). Het inkomen dat hij daarmee kan verdienen is vergeleken met het inkomen dat eiser verdiende voordat hij ziek werd. Hieruit volgt een arbeidsongeschiktheidspercentage van 33,27%. Omdat dit minder is dan 35% komt eiser niet in aanmerking voor een WIA-uitkering en is de aanvraag afgewezen.
3.1.
Eiser stelt dat ten onrechte geen urenbeperking is opgenomen in verband met chronische vermoeidheid en dat er ten onrechte geen beperking is opgenomen voor samenwerken. Tijdens de zitting heeft eiser daaraan toegevoegd dat er een beperking nodig is voor hand- en vingergebruik. Daarnaast voert eiser aan dat hij de functies die het UWV geschikt vindt niet uit kan voeren.
De redenen voor de beslissing
4. Bij de beoordeling van het besluit van het UWV is van belang dat het UWV zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Dat kan anders zijn in het geval waarin eiser aannemelijk maakt dat deze rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsequenties bevatten of onvoldoende zijn gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) geldt dat eiser in beginsel niet kan volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) heeft aangenomen. [1] Hij zal dat standpunt moeten onderbouwen, bijvoorbeeld met medische informatie.
De medisch inhoudelijke beoordeling
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inschatting van de beperkingen en de belastbaarheid van eiser door het UWV. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
5.1.
Eiser is van mening dat een urenbeperking aangenomen moet worden omdat hij chronisch vermoeid is. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat er geen medische grondslag is om een urenbeperking aan te nemen. Daarin weegt de verzekeringsarts B&B mee dat de vermoeidheid die eiser ervaart kan worden verklaard vanuit het verstoorde slaapritme. Het verstoorde slaapritme wordt echter niet veroorzaakt door medische problematiek, maar komt voort uit sociale problematiek. Ook uit preventief oogpunt of vanwege een tijdsintensieve behandeling is geen urenbeperking nodig. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om hieraan te twijfelen. De verzekeringsarts B&B heeft terecht gesteld dat eiser geen aandoening heeft die zich kenmerkt door een groot tekort aan energie, te groot energieverbruik of verminderde mogelijkheden tot recuperatie. Het UWV moet beoordelen in welke mate beperkingen voor het verrichten van arbeid objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren klachten en beperkingen, concludeert de rechtbank dat er geen medische onderbouwing is voor een urenbeperking.
5.2.
Eiser stelt dat hij allergisch is voor stof/huisstofmijt. Hiervoor zou een beperking opgenomen moeten worden en dit betekent dat hij de functie ‘Medewerker binderij handmatig’ (SBC code 268030) niet uit kan voeren. Als bewijs heeft eiser een laboratoriumuitslag van een allergenenonderzoek van 31 oktober 2024 overgelegd. Volgens eiser blijkt hieruit dat hij allergisch is voor huisstofmijt.
De verzekeringsarts B&B heeft naar de laboratoriumuitslag gekeken en ziet geen aanleiding om een beperking op te nemen. Want dat eiser positief scoort op huisstofmijt betekent niet dat eiser allergisch is. Eiser scoort namelijk slechts licht verhoogd en heeft nooit eerder melding gemaakt van klachten die specifiek wijzen op een allergie voor huisstofmijt.
De rechtbank oordeelt dat onvoldoende gebleken is dat de allergie van eiser zodanig is dat dit een beperking oplevert voor arbeid.
5.3.
Eiser voert aan dat er een beperking opgenomen had moeten worden voor hand- en vingergebruik, bijvoorbeeld voor knijp-/grijpkracht, fijne motoriek, schroefbewegingen en repetitieve handelingen. Hij baseert dit op het rapport van de verzekeringsarts B&B van 23 augustus 2024. Daarin staat onder het kopje ‘lichamelijk onderzoek’, subkopje ‘schouder’ het volgende: ‘Kracht links normaal, rechts zowel distaal als proximaal afgenomen met afgenomen knijpkracht. Gevoel rechts eveneens verminderd, met name over de handen en onderarmen.’
Het UWV heeft daarop gereageerd door aan te geven dat niet iedere constatering tot een beperking leidt. In dit geval zijn er naar aanleiding van het lichamelijk onderzoek een aantal beperkingen aangenomen, maar niet alle beperkingen die eiser graag zou zien.
De rechtbank kan de overwegingen van het UWV volgen. In hetzelfde rapport staat namelijk bij de overwegingen dat de bevindingen enerzijds niet dusdanig ernstig zijn dat de ernstige belemmeringen die eiser ervaart kunnen worden overgenomen. Anderzijds is zware belasting bij deze problematiek wel af te raden. Hierdoor worden beperkingen aangenomen voor hoog frequente hoofdbewegingen tot uiterste standen, frequent reiken, langdurig boven schouderhoogte werken, piekbelasting door zwaar tillen en dragen en trilbelasting op hoofd en schouders. De verzekeringsarts B&B schrijft daarbij dat uitdrukkelijk meegewogen is dat er een toename van de klachten heeft plaatsgevonden na een auto-ongeluk na de datum in geding. [2] Dat er objectieve, medische redenen zijn om beperkingen op te nemen voor hand- en vingergebruik is de rechtbank dan ook niet gebleken. Deze grond slaagt niet.
5.4.
Eiser laat weten dat hij niet kan samenwerken met anderen. Hij kan niet veel hebben van mensen en kampt met agressiviteit. Het UWV erkent de problematiek van eiser en vindt ook dat die leidt tot beperkingen in arbeid, maar niet in de mate die eiser stelt. De verzekeringsartsen van het UWV hebben beperkingen opgenomen voor emotionele problemen van andere hanteren, eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten, contacten met klanten/hulpbehoevende en samenwerken; dat laatste kan alleen met een eigen deeltaak. De verzekeringsarts B&B overweegt dat er geen sprake is van volledig verlies van controle en dat eiser minimaal deels zelf verantwoordelijk gehouden kan worden voor zijn gedrag. Zwaardere beperkingen vanwege agressie worden dan ook niet aanwezig geacht. De rechtbank kan deze overwegingen volgen. Dat er (andere) medische redenen zijn om verdergaande beperking op te nemen voor samenwerken is niet gebleken.
De arbeidskundige beoordeling
6. De arbeidsdeskundigen van het UWV gaan bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid uit van de beperkingen en belastbaarheid die in de FML zijn vastgelegd. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen.
6.1.
Eiser is van mening dat hij door nek- en pijnklachten niet in staat is om de voor hem geschikt bevonden functies uit te voeren. Door schouderpijn en trillende handen kan hij de functies Assembly Worker A (SBC code 267041) en Medewerker conventionele assemblage (SBC code 111180) niet uitvoeren; hij heeft geen fijne motoriek. Ook is eiser niet in staat om samen te werken en zijn de functies niet geschikt omdat er bij de functies sprake is van hectische en lawaaierige werkomgevingen.
6.2.
De arbeidsdeskundige B&B heeft gemotiveerd gerapporteerd waarom de functies de vastgestelde belastbaarheid van eiser niet overschrijden. Zo zijn voor hand- en vingergebruik geen beperkingen opgenomen. De beperkingen voor hoofdbewegingen maken, samenwerken en boven schouderhoogte actief zijn worden gerespecteerd in de geselecteerde functies. Per functie heeft de arbeidsdeskundige B&B gemotiveerd waarom geen sprake is van een hectische en lawaaierige werkomgeving. Zo wordt in de functie Assembly Worker A (SBC code 267041) gewerkt in een ruime, rustige productiehal. Er komen wel wat prikkels voor maar er is geen sprake van hectiek. In de functie met SBC-code 11180 (Medewerker conventionele assemblage) wordt gewerkt met circa 28 collega’s. Er is geen sprake van substantiële externe auditieve of visuele prikkels. Bij de functie Medewerker binderij handmatig (SBC code 268030) wordt gewerkt in een aparte ruimte voorzien van vier werkplekken gericht naar buiten en zeven werkplekken langs de kanten van de ruimte gericht naar binnen. Ook hier is geen sprake van een lawaaierige of hectische werkomgeving. Bovendien geldt bij alle functies dat eiser – indien nodig – oordoppen kan dragen tegen auditieve prikkels.
6.3.
De arbeidsdeskundigen hebben goed onderbouwd waarom de belastbaarheid van eiser niet overschreden wordt in de geselecteerde functies. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de geduide functies de belastbaarheid van eiser overschrijden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit niet verandert. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van
mr. P. van Berkel, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 28 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2928. Uitspraken zijn te vinden op rechtspraak.nl onder het ECLI-nummer.
2.De datum in geding is 25 mei 2023, het auto-ongeluk heeft in december 2023 plaatsgevonden.