ECLI:NL:RBOBR:2025:1304

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
24/1607
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en geschiktheid van functies door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 7 maart 2025, in de zaak tussen eiser en het UWV, wordt de toekenning van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij het UWV hem een arbeidsongeschiktheidspercentage van 48,14% had toegekend. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij zowel mentaal als fysiek niet in staat was om te werken, en dat er sprake was van een ernstige depressie en een auto-ongeluk dat zijn situatie verergerde.

De rechtbank oordeelt dat het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage correct heeft vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat het UWV zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, en dat eiser niet voldoende onderbouwd heeft dat deze rapporten onzorgvuldig of inconsistent zijn. De rechtbank concludeert dat er geen medische redenen zijn voor aanvullende beperkingen of een urenbeperking, en dat de functies die aan eiser zijn aangeboden geschikt zijn.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering toe te kennen met het vastgestelde percentage in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1607

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Jacobs-Hellebrekers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. I.P.H.M. van Lieshout).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het UWV de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (hierna: Wet WIA) terecht heeft toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 48,14%. De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage juist heeft vastgesteld. Eiser krijgt dus ongelijk en het beroep is dus ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Met het besluit van 20 april 2023 heeft het UWV de aanvraag toegekend. Eiser zou 48,14% arbeidsongeschikt zijn. Met het bestreden besluit op het bezwaar van eiser van 30 januari 2024 is het UWV bij dit besluit gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft informatie ingebracht van zijn huisarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) van het UWV heeft daarop gereageerd.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de begeleider van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Gronden van eiser
3. Eiser acht zich met zijn zowel mentale als fysieke klachten onder andere niet in staat tot het verrichten van werkzaamheden gedurende 8 uur per dag, 40 uur per week. Voor zover eiser al tot werken in staat kan worden geacht, zou een forse urenbeperking op zijn plaats zijn. Eiser stelt dat uit de gegevens van zijn huisarts blijkt dat hij een ernstige depressie heeft sinds 2021. Daarnaast heeft eiser in mei 2023 een auto-ongeval gehad met nekklachten tot gevolg. Eiser houdt veel klachten, blijft somber en kan weinig belasten (zowel fysiek als mentaal).
De redenen voor de beslissing
4. Bij de beoordeling van het besluit van het UWV is van belang dat het UWV zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Dat kan anders zijn in het geval waarin eiser aannemelijk maakt dat deze rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsequenties bevatten of onvoldoende zijn gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) geldt dat eiser in beginsel niet kan volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) heeft aangenomen. [1] Hij zal dat standpunt moeten onderbouwen, bijvoorbeeld met medische informatie.
De medisch inhoudelijke beoordeling
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inschatting van de beperkingen en de belastbaarheid van eiser door het UWV. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
5.1.
Eiser is van mening dat hij geen benutbare mogelijkheden heeft: hij komt tot niets. Hij is zowel fysiek als mentaal weinig belastbaar en er is in ieder geval een forse urenbeperking op zijn plaats. Volgens het UWV is er geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden; wanneer er rekening wordt gehouden met de (on)mogelijkheden van eiser kan hij werken. Het UWV heeft beperkingen aangenomen vanwege de klachten van eiser, bijvoorbeeld voor fysiek zwaar werk en voor nachtwerk. Ook is eiser aangewezen op regelmatige werktijden. De verzekeringsarts B&B schrijft dat er geen medische redenen zijn om verdergaande beperkingen aan te nemen, want de psychische problematiek van eiser is uitgebreid bekeken en meegewogen. Er is bovendien geen sprake van een ernstige depressie, zoals de huisarts stelt, maar van een matig-ernstige depressie. Bij een matig-ernstige depressie kan, als er rekening gehouden wordt met de beperkingen, gewerkt worden. Ook ziet de verzekeringsarts B&B geen medische reden voor een urenbeperking als er voldoende rekening gehouden wordt met de in de FML [2] opgenomen psychische en lichamelijke beperkingen.
5.2.
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsartsen goed onderbouwd en gemotiveerd hebben waarom er bij eiser benutbare mogelijkheden zijn. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser laten weten de beoordeling te kunnen volgen, maar heeft herhaald dat eiser tot niets komt. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de overweging dat er geen medische reden is voor aanvullende beperkingen of een (forse) urenbeperking bij regelmatig, stressarm en fysiek niet zwaar werk. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. De rechtbank weegt hierbij mee dat eiser geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht: de informatie uit de brief van de huisarts van 4 juli 2024 was al bekend. Overigens gaat de rechtbank, gelet op de brief van [naam] van 19 augustus 2022, uit van een matig-ernstige depressie bij eiser op de datum in geding. Deze grond slaagt dus niet.
5.3.
Met betrekking tot het auto-ongeluk overweegt het UWV terecht dat de daaruit voortvloeiende beperkingen niet kunnen worden meegewogen in deze procedure omdat het ongeval zich na de datum in geding heeft voorgedaan. [3] Eventueel uit het auto-ongeluk voortvloeiende beperkingen zullen meegewogen bij de beoordeling van de melding toegenomen beperkingen.
De arbeidskundige beoordeling
6. De arbeidsdeskundigen van het UWV gaan bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid uit van de beperkingen en belastbaarheid die in de FML zijn vastgelegd. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Daarom ziet de rechtbank ook geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies. De rechtbank concludeert dat het UWV voldoende gemotiveerd heeft dat de geduide functies de belastbaarheid van eiser niet overschrijden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van het UWV ongewijzigd blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van
mr. P. van Berkel, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 28 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2928. Uitspraken zijn te vinden op rechtspraak.nl onder het ECLI-nummer.
2.Functionele Mogelijkheden Lijst
3.De datum in geding is 6 maart 2023 en het auto-ongeluk heeft in mei 2023 plaatsgevonden.