In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 13 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de hoogte van haar aanvullende studiebeurs beoordeeld. Eiseres, geboren in Hongarije en studerend aan de Technische Universiteit Eindhoven, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de hoogte van haar aanvullende beurs. De minister had de beurs vastgesteld op € 93,09 per maand voor de periode van september 2022 tot en met december 2022 en € 11,85 per maand voor januari 2023 tot en met december 2023. Eiseres was van mening dat de veronderstelde ouderlijke bijdrage niet correct was vastgesteld, vooral omdat haar broer in Duitsland studeerde en ook een bijdrage van hun ouders zou moeten ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de minister de hoogte van de beurs correct had vastgesteld en dat er geen wettelijke grondslag was om de ouderlijke bijdrage te verdelen over eiseres en haar broer. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder de ouderlijke bijdrage wordt berekend en de rechten van migrerende werknemers in het kader van studiefinanciering.