ECLI:NL:RBOBR:2025:2162

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
24/1635
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiefinanciering en de herinvoering van de basisbeurs; beoordeling van het recht op prestatiebeurs na het leenstelsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 10 april 2025, wordt de zaak behandeld van een eiser die geen prestatiebeurs heeft ontvangen voor de periode van september tot en met december 2024. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft aan eiser, die een hbo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding volgt, geen prestatiebeurs toegekend omdat de maximale duur van de prestatiebeursfase zou zijn bereikt. Eiser is van mening dat zijn recht op prestatiebeurs moet worden verlengd, omdat hij onder het leenstelsel heeft gestudeerd en daardoor benadeeld is. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht geen prestatiebeurs heeft toegekend, aangezien eiser de maximale duur van vijf jaren prestatiebeurs heeft ontvangen. De rechtbank wijst erop dat de wetgeving geen overgangsbepalingen kent voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd. Eiser heeft wel recht op een reisvoorziening, die langer kan duren dan de prestatiebeurs. De rechtbank concludeert dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de prestatiebeurs niet is verlengd en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1635

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: mr. drs. E.H.A. van den Berg).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of de minister terecht aan eiser geen prestatiebeurs heeft toegekend over de periode september tot en met december 2024, omdat het einde van de prestatiebeursfase zou zijn bereikt. Eiser vindt dat zijn recht op prestatiebeurs moet worden verlengd.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister terecht geen prestatiebeurs heeft toegekend over de genoemde periode. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 12 oktober 2023 heeft de minister aan eiser over de periode januari tot en met augustus 2024 een prestatiebeurs in de vorm van een basisbeurs toegekend. Voor de overige maanden van 2024 is de prestatiebeurs niet toegekend, waardoor eiser vanaf september 2024 geen recht meer heeft op de basisbeurs. Daarnaast heeft de minister met dit besluit een reisvoorziening toegekend over de periode januari tot en met december 2024.
2.1.
Met het bestreden besluit van 30 januari 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij dat besluit gebleven.
2.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2.3.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en achtergrond
3. Eiser heeft een hbo-bacheloropleiding Communications en Multimedia Design gevolgd. Hij heeft in verband daarmee van september 2018 tot en met januari 2023 studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) ontvangen. Daarna heeft eiser een premaster gevolgd, waarna hij is gestart met een wo-masteropleiding Technische informatica . Vanaf september 2023 ontvangt eiser in verband daarmee studiefinanciering.
De standpunten van partijen
4. Eiser vindt dat zijn recht op prestatiebeurs moet worden verlengd. Omdat eiser het grootste deel van zijn opleiding onder het leenstelsel heeft gestudeerd, heeft hij maar beperkt recht gehad op de basisbeurs die vanaf het studiejaar 2023-2024 weer is ingevoerd. Volgens eiser is de prestatiebeurs onder het leenstelsel niet equivalent aan de prestatiebeurs onder het huidige stelsel, omdat de basisbeurs geen onderdeel uitmaakte van de prestatiebeurs onder het leenstelsel. Eiser vindt dat hij is benadeeld doordat de huidige prestatiebeurs wel als equivalent wordt beschouwd. Hij is het er niet mee eens dat de maanden waarin hij een prestatiebeurs onder het leenstelsel heeft ontvangen worden afgetrokken van de duur van de prestatiebeurs onder het huidige stelsel.
Eiser voert verder aan dat de minister niet onderbouwt hoe het mogelijk is dat één onderdeel van de prestatiebeurs (de reisvoorziening) kan worden verlengd, zonder de hele prestatiebeurs te verlengen.
5. De minister heeft toegelicht dat een student aan het hoger onderwijs in aanmerking komt voor studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs. [1] De prestatiebeurs wordt eenmalig aan een student aan het hoger onderwijs verstrekt voor de duur van vier jaar. De reisvoorziening kan vijf jaar worden verstrekt. [2] Voor meerjarige masters wordt langer prestatiebeurs toegekend. [3]
De minister stelt zich op het standpunt dat eiser op basis van de vierjarige hbo-bacheloropleiding en de tweejarige wo-masteropleiding recht heeft op vijf jaren prestatiebeurs en zes jaren reisvoorziening. Omdat eiser al vijf jaren prestatiebeurs heeft ontvangen, heeft hij vanaf september 2024 geen recht meer op prestatiebeurs. Op grond van een coronamaatregel heeft eiser recht op twaalf maanden extra reisvoorziening.
De overwegingen van de rechtbank
6. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht aan eiser geen prestatiebeurs heeft toegekend over de periode september tot en met december 2024. De wet- en regelgeving houdt in dat eiser in zijn geval recht heeft op vijf jaren prestatiebeurs (vier jaren voor de hbo-bacheloropleiding en een jaar voor de wo-masteropleiding). Eiser heeft ook vijf jaren prestatiebeurs gekregen.
Per 1 september 2023 is de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs [4] van kracht geworden. Dat er, zoals eiser heeft aangevoerd, verschillen zijn tussen de prestatiebeurs onder het leenstelsel en de prestatiebeurs sinds de herinvoering van de basisbeurs, wordt door de minister niet betwist. Het is een bewuste keuze geweest van de wetgever om de vorm van de studiefinanciering te wijzigen en onder andere de basisbeurs (weer) in te voeren. Er bestaat geen rechtsregel die inhoudt dat bij overgang naar een gunstiger rechtsregime aanspraak op vergoeding bestaat voor degene die onder het oude, minder gunstige regime vielen. De minister wijst er terecht op dat de wetgever bij de invoering van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs heeft gekozen voor de ingangsdatum studiejaar 2023-2024, waarbij is afgezien van overgangsbepalingen en/of terugwerkende kracht. [5] De wetgever heeft wel een financiële tegemoetkoming ingevoerd voor de groep studenten die tijdens het leenstelsel hebben gestudeerd en geen basisbeurs hebben gehad. Eiser heeft deze tegemoetkoming ook ontvangen.
Dit betekent dat de minister terecht aan eiser vanaf september 2024 geen prestatiebeurs heeft toegekend. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De beroepsgrond van eiser dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd hoe het mogelijk is dat slecht één onderdeel van de prestatiebeurs wordt verlengd, slaagt ook niet.
De minister heeft toegelicht dat uit de wet blijkt dat de reisvoorziening weliswaar wordt verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs, maar dat de duur van de verstrekking van de reisvoorziening afwijkt van de andere onderdelen van de prestatiebeurs. De minister heeft er daarbij op gewezen dat de duur van de studiefinanciering is geregeld in artikel 5.2 van de Wsf 2000. In het vierde lid van dit artikel staat dat in de eerste twaalf maanden een reisvoorziening kan worden verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs. Verder heeft de minister erop gewezen dat op grond van een coronamaatregel [6] het reisrecht met twaalf maanden is verlengd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister deugdelijk uitgelegd hoe hij heeft vastgesteld dat eiser gedurende zeven jaren recht heeft op een reisvoorziening en waarom de reisvoorziening voor een langere periode is toegekend dan de prestatiebeurs.
8. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser nadelig is dat de basisbeurs geen onderdeel uitmaakte van de prestatiebeurs die de eerste jaren aan hem is verstrekt, terwijl de basisbeurs vanaf september 2023 wel onderdeel uitmaakt van de prestatiebeurs. Maar dit is geen (zeer) bijzondere omstandigheid van individuele aard waarin de minister aanleiding zou moeten zien om onder toepassing van de hardheidsclausule van artikel 11.5 van de Wsf 2000 af te wijken van de wet. Zoals hiervoor is overwogen heeft de wetgever bij de invoering van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs gekozen voor de ingangsdatum studiejaar 2023-2024 en bestaan er geen overgangsbepaling voor studenten zoals eiser die tijdens het leenstelsel hebben gestudeerd en geen basisbeurs hebben gehad. Dat er een groep studenten bestaat voor wie dit nadelig is, is evident en moet de wetgever wel hebben voorzien.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.C. Meulemans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Zie artikel 5.1 van de Wsf 2000.
2.Zie artikel 5.2, eerste lid, in samenhang met het vierde lid, van de Wsf 2000.
3.In totaal vijf jaren bij een tweejarige masteropleiding, zie artikel 5.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wsf 2000.
4.Wet van 5 juni 2023, Stb. 2023, 186.
5.Stb. 2023, 188.
6.Artikel 14a van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming studenten in verband met de uitbraak van COVID-19