ECLI:NL:RBOBR:2025:2434

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
24/1908
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over voortzetting Ziektewetuitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 24 april 2025, wordt het beroep van eiseres, een B.V., behandeld tegen de beslissing van het UWV om de Ziektewetuitkering van een werkneemster voort te zetten. Eiseres is van mening dat het UWV ten onrechte geen functies heeft geduid in de bezwaarfase, wat heeft geleid tot een gebrek in de besluitvorming. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat de uitkomst voor de werkneemster niet tot een andere conclusie kan leiden. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiseres door geen functies te duiden, wat noodzakelijk is om te beoordelen of er onnodig lang ziekengeld is verstrekt. De rechtbank stelt vast dat de werkneemster meer dan 65% van haar maatmaninkomen had kunnen verdienen, en dat het UWV in beroep het gebrek in de besluitvorming heeft hersteld. Eiseres heeft recht op vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht, dat door het UWV moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1908

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.A. van der Steen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. A.P.J. Mijs).
Als derde-belanghebbende heeft aan dit geding deelgenomen:
[naam], uit [woonplaats] , werkneemster.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van het UWV om de Ziektewetuitkering van werkneemster voort te zetten. Eiseres is het daar niet mee eens.
1.1.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond, omdat het UWV ten onrechte geen functies heeft geduid in de bezwaarfase. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat de uitkomst voor werkneemster niet tot een andere conclusie kan leiden voor wat betreft het doorlopen van de Ziektewetuitkering van werkneemster.

Procesverloop

2. Met het besluit van 10 maart 2023 heeft het UWV de Ziektewetuitkering van werkneemster per 11 april 2023 beëindigd.
2.1.
Werkneemster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit van 18 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar gegrond verklaard en de Ziektewetuitkering van werkneemster per 11 april 2023 voortgezet.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
Eiseres en het UWV hebben nadere stukken ingediend.
2.5.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

De feiten

3. Werkneemster was sinds 17 juni 2019 tot 23 augustus 2022 werkzaam als caissière bij eiseres voor gemiddeld 11,12 uur per week. Op 6 september 2021 heeft werkneemster zich ziekgemeld. Op 5 september 2022 bereikte zij het einde van het eerste ziektejaar. Uit de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling van het UWV volgde dat eiseres per 5 september 2022 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Dat heeft geleid tot de besluitvorming die onder ‘Procesverloop’ is genoemd.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft beslist dat de Ziektewetuitkering van werkneemster vanaf 11 april 2023 moest worden voortgezet. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten van partijen
5. Eiseres stelt dat de beperkingen van werkneemster niet juist zijn vastgesteld en dat het arbeidsdeskundig onderzoek dat aan de bestreden beslissing ten grondslag ligt niet volledig en zorgvuldig is geweest. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (B&B) heeft namelijk ten onrechte nagelaten te onderzoeken of er op de peildatum van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (5 september 2022) andere functies te duiden waren waarmee werkneemster meer dan 65% zou kunnen verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De bestreden beslissing is daarmee ten opzichte van eiseres onzorgvuldig. Eiseres verwijst daarbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 december 2016 [2] . Gelet op deze uitspraak van de CRvB had het UWV moeten vaststellen of werkneemster op de peildatum in staat was om ten minste 65% van het loon te verdienen dat zij verdiende voordat zij arbeidsongeschikt werd. Dit is namelijk van belang in verband met het vaststellen van het recht op en de omvang van het recht op vergoeding van de schade die eiseres lijdt, indien de Ziektewetuitkering ten onrechte is voortgezet. Eiseres stelt dat zij in dat geval aanspraak maakt op schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb dan wel op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Er moet daarom een nader arbeidsdeskundig onderzoek door het UWV worden gedaan.
6. Het UWV heeft in reactie op eiseres aangegeven dat in de bezwaarfase dit onderzoek niet is uitgevoerd, omdat het niet kon leiden tot een andere conclusie voor wat betreft het doorlopen van de Ziektewetuitkering van werkneemster. Het UWV erkent echter het belang dat eiseres heeft bij deze beoordeling. Het UWV heeft daarom alsnog een onderzoek laten uitvoeren door de arbeidsdeskundige B&B. Uit dit rapport blijkt dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende geschikte functies kon vinden waarmee eiseres meer dan 65% van het maatmanloon kon verdienen. Het UWV erkent dat dit aanvullende onderzoek eiseres een grondslag geeft om een schadeverzoek in te dienen.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
7. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de rechtspraak van de CRvB volgt dat het UWV rekening dient te houden met de belangen van werkgevers en moet zorgen dat werknemers niet langer dan noodzakelijk een Ziektewetuitkering ontvangen. In een situatie waarin onnodig lang ziekengeld is verstrekt, kan sprake zijn van onrechtmatig handelen en schadeplichtigheid van het UWV jegens een (ex)werkgever. [3] De CRvB heeft in deze uitspraak overwogen dat het mogelijk is dat in een bestuursrechtelijke procedure een oordeel wordt gegeven over de zorgvuldigheid waarmee de beslissing tot beëindiging van de Ziektewetuitkering is voorbereid en de motivering die daaraan ten grondslag is gelegd. Bij het ontbreken van de vereiste zorgvuldigheid of een draagkrachtige motivering is vernietiging van een beslissing op bezwaar mogelijk, zij het dat dan tevens moet worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
7.1.
De rechtbank overweegt dat hoewel de periode waarin de werkneemster recht heeft op een Ziektewetuitkering weliswaar niet kan worden verkort, het duiden van functies wel van belang is voor eiseres. Om vast te kunnen stellen of er onnodig lang ziekengeld is verstrekt, is het namelijk noodzakelijk dat het UWV in de arbeidsdeskundige beoordeling in bezwaar zo mogelijk functies duidt en de mate van arbeidsongeschiktheid vaststelt. Door dit niet te doen is het onmogelijk om te beoordelen of er sprake is van onrechtmatig handelen en schadeplichtigheid van het UWV jegens eiseres. Het UWV heeft daarom bij het bestreden besluit onvoldoende rekening gehouden met de belangen van eiseres. Er is dus sprake van een gebrek in de besluitvorming.
7.2.
Het UWV heeft naar aanleiding van het beroep van eiseres met het arbeidsdeskundig rapport van 6 juni 2024 alsnog functies geduid en een theoretische verdiencapaciteit van 78,37% vastgesteld bij werkneemster. Werkneemster had dus meer dan 65% van haar maatmaninkomen kunnen verdienen.
7.3.
De rechtbank constateert dat met het rapport van de arbeidsdeskundige B&B van 6 juni 2024 het gebrek in de besluitvorming door het UWV is hersteld. De rechtbank is het met eiseres eens dat met het vaststellen van een theoretische verdiencapaciteit van 78,37% vast is komen te staan dat de werkneemster langer dan noodzakelijk een Ziektewetuitkering heeft ontvangen. In een situatie waarin te lang een Ziektewetuitkering is verstrekt, kan er sprake zijn van onrechtmatig handelen en schadeplichtigheid van het UWV jegens de werkgever.
7.4.
Gelet op het oordeel dat het UWV, door in de bezwaarfase geen functies te duiden, bij het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiseres, is het beroep gegrond. Nu is vastgesteld dat de Ziektewetuitkering te lang is verstrekt, kan eiseres zich tot het UWV wenden tot vergoeding van, door eiseres nog nader te stellen en onderbouwen, geleden schade.
7.5.
Hetgeen in overweging 7.1. tot en met 7.4. is overwogen, kan voor werkneemster niet tot een ander besluit leiden gelet op de aanzegjurisprudentie. Daarom laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
Proceskosten
8. De rechtbank ziet aanleiding het UWV te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).
8.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 371 aan haar moet vergoeden.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat het UWV in beroep het gebrek heeft hersteld en de uitkomst voor werkneemster niet tot een ander besluit kan leiden. Omdat eiseres gelijk krijgt, heeft zij recht op vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 907;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 371 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y. Mutsaers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4860.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4860.