Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een schadevergoeding voor advocaatkosten vroeg na een sepot van de strafzaak wegens tijdsverloop. De rechtbank oordeelde dat het niet billijk was om de volledige kosten van € 2.894,93 toe te kennen, omdat verzoeker zelf drugs in zijn bezit had en deze aan de politie had overhandigd. De rechter overwoog dat de omstandigheden van de zaak, waaronder het aantreffen van 9,7 gram cocaïne en de verklaring van verzoeker, geen gronden van billijkheid voor een schadevergoeding ondersteunden. De rechtbank wees het verzoek tot schadevergoeding voor de advocaatkosten af, maar kende wel een bedrag van € 680,00 toe voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift, aangezien deze kosten niet nodeloos waren gemaakt. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. A.E. de Kryger, in tegenwoordigheid van griffier C. Lochten. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor de gewezen verdachte binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof.