ECLI:NL:RBOBR:2025:256
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen WOZ-waarde woning met aandacht voor procesgedrag
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 januari 2025 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, in beroep ging tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning door de heffingsambtenaar van de gemeente Best, G.J. Vliem. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiser was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij tijdig was opgeroepen. De rechtbank heeft zijn procesgedrag betreurd en gewezen op de noodzaak van betere instrumenten voor toezicht op gemachtigden in bestuursrechtelijke procedures. De WOZ-waarde van de woning was vastgesteld op € 343.000 per 1 januari 2022, en de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had geleverd voor deze waarde. Eiser had geen concrete argumenten aangedragen die de vastgestelde waarde konden betwisten. De rechtbank heeft ook gewezen op de gebrekkige informatievoorziening in de bezwaarfase, maar oordeelde dat eiser dit niet tijdig had aangekaart. De rechtbank heeft de wetgever aangespoord om betere instrumenten te creëren voor toezicht op gemachtigden in WOZ-zaken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan.