ECLI:NL:RBOBR:2025:2839

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
24/3483
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 20 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de herbeoordeling van zijn WIA-uitkering behandeld. Eiser, die sinds 20 juni 2016 een WIA-uitkering ontvangt, is het niet eens met de beslissing van het UWV dat zijn arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 61,83%. De rechtbank oordeelt dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld. Eiser heeft in januari 2023 een herbeoordeling ondergaan, waarbij het UWV heeft geconcludeerd dat zijn arbeidsongeschiktheid wijzigt naar 61,83%, maar dat zijn uitkering vooralsnog niet wijzigt. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna het UWV zijn arbeidsongeschiktheid per 8 februari 2023 heeft gewijzigd naar 63,03%. Tijdens de zitting op 1 mei 2025 heeft de rechtbank de argumenten van eiser en het UWV gehoord. Eiser stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat zijn medische klachten niet goed zijn weergegeven. De rechtbank concludeert echter dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde arbeidsongeschiktheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/3483

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de herbeoordeling van de uitkering van eiser op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering). Het UWV heeft een herbeoordeling uitgevoerd en naar aanleiding daarvan beslist dat de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt naar 61,83%. Eiser is het daar niet mee eens.
1.1.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, omdat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid juist heeft vastgesteld.

Procesverloop

2. Eiser ontvangt sinds 20 juni 2016 een WIA-uitkering. In januari 2023 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft het UWV met het besluit van 25 juli 2023 beslist dat eisers arbeidsongeschiktheid wijzigt naar 61,83%, maar dat zijn WIA-uitkering vooralsnog niet wijzigt.
2.1.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit van 25 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar gegrond verklaard en eisers arbeidsongeschiktheid vanaf 8 februari 2023 gewijzigd naar 63,03%.
2.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het UWV
.

De feiten

3. Eiser was vanaf 1 augustus 2009 tot 19 juni 2016 werkzaam als automonteur voor gemiddeld 37,07 uur per week. Op 23 juni 2014 heeft eiser zich ziekgemeld. Na het doorlopen van de wachttijd van 104 weken arbeidsongeschiktheid heeft eiser op 10 mei 2016 een WIA-uitkering aangevraagd en op 20 juli 2016 heeft het UWV een WIA-uitkering aan eiser toegekend. In januari 2017 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden, waaruit volgde dat eiser geen benutbare mogelijkheden had. In januari 2023 heeft opnieuw een herbeoordeling plaatsgevonden. Dat heeft geleid tot de besluitvorming die onder ‘Inleiding’ is genoemd.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid juist heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten van partijen
5. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiser met zijn beperkingen in staat moet worden geacht de functies van Medior soldering operator (SBC-code 111180), Medewerker KCC (SBC-code 315174) en Teamondersteuner (SBC-code 315100) te verrichten. Vergelijking van het inkomen dat hij in deze functies kan verdienen met het inkomen dat eiser eerder als automonteur verdiende, leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 63,03%.
6. Eiser stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat; zijn medische gegevens zijn volgens hem namelijk heel anders omschreven dan deze in werkelijkheid zijn. Zijn medische klachten zijn zeer algemeen en oppervlakkig weergegeven, waardoor niet duidelijk wordt wat hij gezien zijn klachten niet meer kan.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
De zorgvuldigheid van het onderzoek
7. De rechtbank heeft geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek van het UWV onvoldoende zorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft ook geen tegenstrijdigheden aangetroffen in de rapportages van de artsen van het UWV en hun conclusies vloeien logisch voort uit hun bevindingen.
De medisch inhoudelijke beoordeling
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser met wat hij heeft aangevoerd geen twijfel heeft doen ontstaan over de juistheid van de besluitvorming door het UWV. De rechtbank licht dat als volgt toe.
8.1.
Het UWV is ermee bekend dat eiser lichamelijke klachten heeft als gevolg van zijn hartklachten, rugklachten en artrose aan zijn rechterhand. De primaire verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiser beschikt over benutbare mogelijkheden, maar dat er wel beperkingen in de fysieke belastbaarheid zijn. In de functionele mogelijkheden lijst (FML) van 8 maart 2023 zijn daarom beperkingen aangenomen in de rubrieken (3) fysieke omgevingseisen, (4) dynamische handelingen, (5) statische houdingen en (6) werktijden. De arts bezwaar en beroep (B&B) heeft de FML aangepast, omdat de primaire verzekeringsarts nog geen rekening had gehouden met de artrose aan eisers rechterhand. De arts B&B heeft daarom extra beperkingen aangenomen.
8.2.
Eiser stelt dat hij meer beperkt is dan de artsen van het UWV hebben aangenomen. Zijn klachten zijn te algemeen en oppervlakkig weergegeven en uit de rapportages wordt onvoldoende duidelijk wat hij niet meer kan. Eiser stelt dat zijn cardiale problemen en zijn rugklachten worden weggewuifd door de artsen van het UWV. Ook vindt hij dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische en cognitieve klachten.
8.3.
De rechtbank constateert dat het voor eiser voelt alsof zijn rug- en cardiale klachten door de artsen van het UWV worden weggewuifd. Dat komt niet overeen met het beeld dat de rechtbank krijgt van de beoordeling door de artsen van het UWV. De artsen hebben inzichtelijk gemotiveerd dat zij juist vanwege de door eiser ervaren klachten energetische beperkingen en beperkingen voor fysiek zwaar werk hebben aangenomen. Zij hebben daarbij de medische informatie van eiser kenbaar meegenomen in de beoordeling. Ook was zowel de primaire verzekeringsarts als de arts B&B ervan op de hoogte dat de jongste zoon van eiser ernstig ziek is. Hoewel de gezondheidssituatie van zijn zoon voor eiser begrijpelijkerwijs veel stress oplevert, leidt dit volgens de artsen niet tot beperkingen in de belastbaarheid van eiser. Dit komt omdat de psychische klachten van eiser op de datum waar het in deze procedure over gaat (25 juli 2023) niet van dusdanige aard zijn dat deze leiden tot beperkingen in zijn psychisch functioneren. De rechtbank kan deze toelichting van de artsen van het UWV volgen. Op de zitting heeft eiser uitgelegd dat hij zich door de artsen van het UWV niet serieus genomen voelt. Het is de rechtbank ook duidelijk dat eiser veel beperkingen ervaart door zijn klachten en dat eiser deze beperkingen niet allemaal terugziet in de beoordeling van de artsen van het UWV. De artsen van het UWV hebben echter volgens de rechtbank goed uitgelegd dat medisch gezien niet vastgesteld kan worden dat de beperkingen die eiser heeft ernstiger zijn dan dat de artsen nu hebben opgenomen in de FML. Eiser heeft ook geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat zijn klachten ten tijde van de datum in geding, namelijk 25 juli 2023, ernstiger zijn dan deze door de artsen van het UWV zijn ingeschat. De rechtbank ziet daarom geen reden om te concluderen dat de objectiveerbare klachten zijn onderschat.
De arbeidsdeskundige beoordeling
9. De arbeidsdeskundigen van het UWV gaan bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid uit van de beperkingen die de verzekeringsartsen in de FML hebben vastgelegd. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld, heeft de arts B&B die belastbaarheid juist weergegeven. De arbeidsdeskundige B&B mocht daarom bij het bepalen van de functies uitgaan van deze beperkingen. De arbeidsdeskundige B&B heeft voldoende adequaat gemotiveerd waarom deze functies geschikt zijn en de rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Eiser heeft hier overigens ook geen beroepsgronden tegen aangevoerd. Dat leidt tot het oordeel dat het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage terecht op 63,03% heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser juist is vastgesteld door het UWV. Omdat eiser geen gelijk krijgt, krijgt hij het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y. Mutsaers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.