Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een WIA-uitkering. Het UWV had op 24 januari 2024 beslist dat eiser per 5 december 2023 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep aangetekend. De rechtbank heeft het beroep op 29 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Eiser heeft nadere stukken ingediend en de rechtbank heeft op 10 april 2025 de behandeling voortgezet. De rechtbank oordeelt dat de stukken die eiser heeft ingediend niet zijn opgesteld door medisch deskundigen en geen medische informatie bevatten die aantoont dat eiser om objectieve medische redenen minder uren is gaan werken. De rechtbank concludeert dat de beslissing van het UWV om de aanvraag af te wijzen terecht is, omdat er geen voldoende medische onderbouwing is voor de stelling dat eiser minder uren moest werken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.