5.1.De beroepen van eisers 3 en 4 zijn gegrond omdat het verkeersbesluit jegens hen onzorgvuldig is voorbereid. Dit heeft tot gevolg dat het verkeersbesluit voor zover het gaat om de instelling van de nul-emissiezone op het bedrijvengebied De Kade binnen de Ring, begrensd door de Ruysdaelbaan, Willem van Konijnenburglaan, Tongelresestraat, Kanaaldijk-zuid, Breitnerstraat, Lucas Gasselstraat en Dirk Boutslaan, de Hugo van der Goeslaan en Jeroen Boschlaan (de Ring zelf), wordt vernietigd. Het college dient daarom het door eisers 3 en 4 betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank veroordeelt het college verder in de door eisers 3 en 4 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
- verklaart het beroep van eiser 7 niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen van eisers 1, 2, 5 en 6 ongegrond;
- verklaart het beroep van eisers 3 en 4 gegrond;
- vernietigt het verkeersbesluit tot het instellen van een nul-emissiezone voor zover het gaat om de instelling van de nul-emissie zone op het bedrijvengebied ‘De Kade’ binnen de Ring; begrensd door de Ruysdaelbaan, Willem van Konijnenburglaan, Tongelresestraat, Kanaaldijk-zuid, Breitnerstraat, Lucas Gasselstraat en Dirk Boutslaan, de Hugo van der Goeslaan en Jeroen Boschlaan (de Ring zelf),
- bepaalt dat het college het griffierecht van (totaal) € 365,- aan eisers 3 moet vergoeden;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eisers 4 moet vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers 3 tot een bedrag van (totaal) € 1.814,-
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres 4 tot een bedrag van € 1.814,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, voorzitter, en mr. M.J.H.M. Verhoeven en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025.
de griffier is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Op grond van artikel 2, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Op grond van het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot: het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer.
Op grond van het derde lid, aanhef en onder a, kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot het bevorderen van een doelmatig of zuinig energiegebruik.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de WVW 1994 geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.