In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de toekenning van een IVA-uitkering. Eiser had zich op 17 november 2022 gemeld bij het UWV met een toename van zijn arbeidsongeschiktheid per 1 juli 2019. Het UWV kende hem een IVA-uitkering toe met een ingangsdatum van 18 november 2021, wat eiser onterecht vond. Hij stelde dat hij per 27 maart 2015 recht had op een IVA-uitkering, omdat hij toen al volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het UWV per abuis niet eerder een IVA-uitkering had toegekend en dat het vasthouden aan de eerdere beslissing evident onredelijk was. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit van het UWV vernietigd en de ingangsdatum van de IVA-uitkering vastgesteld op 27 maart 2015. Tevens werd het UWV veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser. De rechtbank prees het UWV voor de transparante wijze van procederen, wat bijdroeg aan de uitkomst van de zaak.