ECLI:NL:RBOBR:2025:3178

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
25/437
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering en de beoordeling van de ZW-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 5 juni 2025, wordt de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering behandeld. Eiseres had op 11 november 2024 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV heeft deze aanvraag afgewezen op 18 november 2024, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarde van 104 weken arbeidsongeschiktheid. Eiseres was van mening dat haar aanvraag als een verzoek om terug te komen op de beëindiging van haar ZW-uitkering moest worden opgevat, maar de rechtbank oordeelt dat het UWV de aanvraag terecht heeft opgevat als een aanvraag voor een WIA-uitkering. De rechtbank concludeert dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij niet gedurende de vereiste periode van 104 weken arbeidsongeschikt is geweest. De rechtbank wijst erop dat de aanvraag duidelijk was en geen aanleiding gaf om deze als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit te beschouwen. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. Dit betekent dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/437

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. K.M.J. Wartena),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. I.P.H.M. van Lieshout).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV heeft die afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde dat zij door ziekte haar werk 104 weken niet kon doen. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij stelt dat het UWV haar aanvraag had moeten opvatten als een verzoek om terug te komen op het besluit over de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Dat besluit is volgens eiseres evident onjuist en zij stelt dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV terecht de aanvraag van eiseres heeft afgewezen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 11 november 2024 een WIA-uitkering aangevraagd. Met het besluit van 18 november 2024 heeft het UWV de aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 december 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de uitkering gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Relevante feiten en omstandigheden
3. Eiseres werkte als verkoopmedewerkster in een kringloopwinkel. Op 9 september 2014 meldde zij zich ziek. Haar dienstverband eindigde op 29 oktober 2014 en vanaf die datum ontving zij een ZW-uitkering. Met het besluit van 14 april 2015 beëindigde het UWV die uitkering, omdat eiseres vanaf 20 april 2015 weer geschikt zou zijn voor haar eigen werk. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit. Het UWV verklaarde dat bezwaar met het besluit van 13 oktober 2015 ongegrond. Eiseres stelde geen beroep in, zodat dit besluit onherroepelijk is geworden.
De standpunten van partijen
4. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres vanaf 5 september 2016 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij niet gedurende een aangesloten periode van 104 weken arbeidsongeschikt is geweest. Het UWV wijst erop dat eiseres voor het einde van die periode beter was en verwijst daarbij naar het besluit van 13 oktober 2015.
4.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het UWV de aanvraag van eiseres had moeten opvatten als een verzoek om terug te komen op het besluit van 14 april 2015. Zij betoogt dat dit besluit evident onjuist is en dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Zij verzoekt de rechtbank te bepalen dat zij recht heeft op een WIA-uitkering dan wel een ZW-uitkering.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV de aanvraag van eiseres terecht heeft opgevat als een aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres heeft die aanvraag gedaan met behulp van het formulier ‘Aanvraag WIA-uitkering’ en zij heeft het UWV gevraagd om een WIA-uitkering. Zij heeft niet gevraagd om terug te komen op de beslissing haar ZW-uitkering te beëindigen. De aanvraag van eiseres is duidelijk en geeft ook geen aanleiding om die op te vatten als een verzoek om terug te komen op het besluit van 14 april 2015. Het enkele gegeven dat eiseres heeft ingevuld dat zij sinds 9 september 2014 niet meer kan werken door ziekte is daartoe onvoldoende. Eiseres heeft in haar aanvraag ook niet gesteld dat het besluit over de ZW-uitkering onjuist is of dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Het bestreden besluit gaat daarom terecht over de vraag of eiseres recht heeft op een WIA-uitkering.
5.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat het UWV de aanvraag voor een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen. Eiseres is immers ziek gemeld op 9 september 2014 en vanaf 20 april 2015 weer geschikt voor haar eigen werk. Het staat ook niet ter discussie dat eiseres de wachttijd van 104 weken niet heeft doorlopen en daarmee niet voldoet aan de uitkeringsvoorwaarden. [1]
5.2.
Doordat de buitengrens van deze procedure wordt bepaald door het bestreden besluit kan de rechtbank geen oordeel geven over andere zaken dan dit besluit. [2] Dat wat eiseres heeft aangevoerd over het besluit over de ZW-uitkering valt dus buiten de omvang van dit geding. Als eiseres vindt dat het UWV moet terugkomen op zijn besluit van 14 april 2015, dan kan zij daarvoor een verzoek doen aan het UWV. Het UWV heeft eiseres daarop gewezen in de brief van 30 december 2024 en tijdens de zitting hebben partijen gezegd dat dit verzoek al is gedaan en in behandeling is genomen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Artikel 23, eerste lid, van de WIA
2.Dit volgt uit artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht