ECLI:NL:RBOBR:2025:3510

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
23/2960
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag voor de Catshuisvergoeding en compensatie kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 20 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor de Catshuisvergoeding en de compensatie voor de kinderopvangtoeslag beoordeeld. Eiseres, die zich heeft gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire, verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2011. De Dienst Toeslagen had haar aanvraag afgewezen, met de argumentatie dat eiseres niet in aanmerking kwam voor compensatie omdat de kinderopvangtoeslag in die periode was uitbetaald aan haar toeslagpartner. Eiseres was van mening dat de Dienst Toeslagen onjuist advies had gegeven over de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag op de rekening van haar toeslagpartner, wat had geleid tot financiële problemen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een onjuist advies en dat de Dienst Toeslagen terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van hardheid van het stelsel. De rechtbank concludeert dat eiseres geen recht heeft op compensatie en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/2960

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. L. Boon),
en

Dienst Toeslagen/UHT, (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), Dienst Toeslagen.

(gemachtigden: mr. I. Mulder en mr. S. Heersink).

Samenvatting

1.1
Eiseres heeft zich gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2011.
1.2
De Dienst Toeslagen heeft eiseres niet in aanmerking gebracht voor de Catshuisvergoeding en eiseres ook geen compensatie toegekend wegens vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel. Eiseres is het daar niet mee eens.
1.3
De rechtbank geeft eiseres geen gelijk.
Dat eiseres op advies van de Dienst Toeslagen in 2009 de kinderopvangtoeslag heeft laten uitbetalen op de rekening van haar toenmalige toeslagpartner (hierna: toeslagpartner), heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Daarmee kan ook niet worden aangenomen dat er een onjuist advies is gegeven. De rechtbank neemt wel aan dat de toeslagpartner in 2011 niet alle kinderopvangtoeslag heeft betaald aan kinderopvang. Maar daarmee is nog geen sprake van de situatie ‘kinderopvangtoeslag naar kinderopvanginstelling’ omdat de kinderopvangtoeslag vanaf 2009 op eigen verzoek van eiseres is uitbetaald op de rekening van de toeslagpartner en de toeslagpartner geen ‘derde’ is. Ook is niet gebleken van een terugvordering van tenminste € 1.500,-. Dat betekent dat de Dienst Toeslagen terecht het standpunt inneemt dat geen sprake is van hardheid van het stelsel.
De Dienst Toeslagen had het bezwaarschrift tegen de beschikking van 10 september 2011 niet zonder toestemming van eiseres als verzoek om informatie mogen aanmerken. Maar de rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de Dienst Toeslagen hierdoor vooringenomen heeft gehandeld.

Inleiding

2.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor de Catshuisvergoeding, tegen de beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag en tegen de beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag.
2.2
De Dienst Toeslagen heeft de aanvraag voor de Catshuisvergoeding met het besluit van 1 mei 2021 afgewezen. In twee afzonderlijke besluiten van 22 februari 2022 heeft de Dienst Toeslagen beschikkingen over de herbeoordeling kinderopvangtoeslag genomen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze drie besluiten. Met het bestreden besluit van 18 oktober 2023 op de bezwaren van eiseres is de Dienst Toeslagen bij de afwijzing van de aanvraag voor de Catshuisvergoeding en de herbeoordelingen kinderopvangtoeslag gebleven. Eiseres heeft tegen het besluit van 18 oktober 2023 beroep ingesteld.
2.3
De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.

Totstandkoming van het besluit

3.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden
3.2
Eiseres heeft twee kinderen, [naam] en [naam]. Tot 2011 had eiseres een toeslagpartner. In 2011 hebben eiseres en haar toeslagpartner hun relatie beëindigd. [naam] is bij de
toeslagpartner van eiseres gaan wonen en [naam] bij eiseres. Voor de relatiebreuk werd de kinderopvangtoeslag op de bankrekening van de toeslagpartner van eiseres gestort. Na de relatiebreuk heeft eiseres de Dienst Toeslagen verzocht het rekeningnummer te wijzigen in haar rekeningnummer. Op 22 april 2011 heeft de Dienst Toeslagen aan eiseres medegedeeld dat haar rekeningnummer is gewijzigd.
3.3
Op 4 december 2010 is aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 1.305,39 per maand voor de periode van januari 2011 tot en met december 2011. Dit voorschot is bedoeld voor beide kinderen. In een beschikking van 1 september 2011 is dit voorschot met ingang van maart 2011 gewijzigd. Voor de maanden januari 2011 en februari 2011 blijft het voorschot € 1.305,39 per maand, maar voor de periode van maart 2011 tot en met december 2011 wordt het voorschot € 1.640,84 per maand voor beide kinderen.
3.4
Op 8 september 2011 heeft de Dienst Toeslagen eiseres verzocht om € 1.420,- terug te betalen.
3.5
In een beschikking van 10 september 2011 is het voorschot opnieuw gewijzigd. Voor januari 2011 en februari 2011 bedraagt het voorschot € 1.242,01 per maand en voor maart 2011 tot en met december 2011 € 784,27 per maand. Dit voorschot is (vanaf maart 2011) alleen bestemd voor de opvangkosten van [naam]. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 10 september 2011, omdat ten onrechte nog zou worden uitgegaan van een toeslagpartner. Daarnaast worden er bedragen over de periode van januari 2011 tot en met mei 2011 verrekend met de kinderopvangtoeslag van eiseres, terwijl de kinderopvangtoeslag in die periode werd overgemaakt op de bankrekening van haar toeslagpartner. De Dienst Toeslagen heeft dit bezwaarschrift aangemerkt als een verzoek om informatie en niet in behandeling genomen als bezwaarschrift. De Dienst Toeslagen heeft de datum waarop eiseres geen toeslagpartner meer heeft gewijzigd van 1 maart 2011 naar 25 januari 2011. Aan het verzoek van eiseres om de kinderopvangtoeslag over de maanden januari 2011 tot en met mei 2021 bij haar toeslagpartner terug te vorderen, heeft de Dienst Toeslagen niet voldaan omdat eiseres als belanghebbende verantwoordelijk is voor de terugvordering.
3.6
In een beschikking van 3 december 2011 is het voorschot opnieuw gewijzigd. Voor januari 2011 en februari 2011 bedraagt het maandbedrag € 1.597,98 en voor maart 2011 tot en met december 2011 bedraagt het maandbedrag € 784,27. Uit de beschikking is niet op te maken voor welk kind dit voorschot is bedoeld, maar de rechtbank gaat er van uit dat het in de maanden januari 2011 en februari 2011 is bedoeld voor beide kinderen en vanaf maart 2011 alleen voor [naam].
3.7
Op 22 oktober 2013 is de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag 2011 vastgesteld. De definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag 2011 bedraagt € 11.078,-. Omdat eiseres € 11.039,- aan voorschotten heeft ontvangen, ontvangt zij nog een nabetaling van € 41,- van de Dienst Toeslagen.
3.8
Eiseres heeft zich op 10 februari 2020 bij de Dienst Toeslagen gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2011.
3.9
In een beschikking van 1 mei 2021 heeft de Dienst Toeslagen aan eiseres medegedeeld dat hij nog geen reden ziet om eiseres € 30.000,- te betalen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3.1
De Dienst Toeslagen heeft advies gevraagd aan de Commissie van Wijzen (CvW). De CvW is van mening dat er geen aanwijzingen zijn dat het definitief vastgestelde bedrag aan kinderopvangtoeslag voor het toeslagjaar 2011 onjuist is. De CvW wijst er op dat voor dat jaar het voorschot laatstelijk is vastgesteld op € 11.039,-. De kinderopvangtoeslag is, op basis van de door eiseres verstrekte informatie, definitief vastgesteld op € 11.078,-. Verder geeft de CvW aan dat eiseres op 20 april 2011 aan de Dienst Toeslagen heeft verzocht om de kinderopvangtoeslag op haar rekeningnummer over te maken in plaats van op dat van haar toeslagpartner en om de kinderopvangtoeslag voor één kind stop te zetten met ingang van 1 maart 2011. Door een storing bij de Dienst Toeslagen heeft het wat langer geduurd voordat het wijzigingsverzoek is verwerkt. Over de maanden januari tot en met mei is de kinderopvangtoeslag (in totaal € 6.525,-) overgemaakt op het rekeningnummer van de toeslagpartner. De langere verwerkingsduur van het verzoek van eiseres is, mede in aanmerking genomen dat eiseres op 20 april 2011 om een wijziging heeft gevraagd, volgens de CvW van onvoldoende gewicht voor de conclusie dat de Dienst Toeslagen voor 2011 institutioneel vooringenomen heeft gehandeld. Uit de overgelegde stukken volgt volgens de CvW ook niet dat sprake is geweest van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 49, derde lid, letter b, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De CvW wijst er verder op dat, voor zover door de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag aan de toeslagpartner van eiseres een terugvordering van € 1.420,- van te veel uitbetaalde kinderopvangtoeslag bij eiseres heeft plaatsgevonden, geldt dat het bedrag van die terugvordering onder het drempelbedrag van € 1.500,- per jaar ligt dat ingevolge artikel 49, vijfde lid, van de Awir geldt als voorwaarde om onder omstandigheden de hardheidscompensatie van toepassing te achten. Voor zover de toeslagpartner de te veel aan hem uitbetaalde kinderopvangtoeslag niet aan eiseres heeft betaald, leidt dat volgens de CvW evenmin tot toepassing van de hardheidscompensatie nu de herstelregelingen kinderopvangtoeslag zich niet richten tot herstel van dergelijke vormen van benadeling. Voor toepassing van de hardheidscompensatie voor het toeslagjaar 2011 ziet de CvW dan ook geen reden.
3.11
De Dienst Toeslagen volgt het advies van de CvW en heeft op basis daarvan geconcludeerd dat er geen recht bestaat op compensatie op grond van vooringenomen handelen voor het jaar 2011. Ook heeft eiseres geen recht op compensatie op grond van hardheid van het stelsel voor het jaar 2011. Dit is aan eiseres medegedeeld bij twee afzonderlijke besluiten van 22 februari 2022. Eiseres heeft tegen deze twee besluiten bezwaar gemaakt.
3.12
De Dienst Toeslagen heeft het bezwaar voorgelegd aan de bezwaarschriftenadviescommissie (verder: de bezwaarcommissie). De bezwaarcommissie heeft de Dienst Toeslagen geadviseerd het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en aan eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen.
3.13
De bezwaarcommissie heeft er op gewezen dat de Dienst Toeslagen tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat de apparatuur enige tijd faalde. Voor zover dat de oorzaak is van de vertraagde verwerking van de wijziging, is de bezwaarcommissie van mening dat het risico daarvan niet bij eiseres behoort te rusten. Het is niet haar schuld dat de melding niet tijdig kan worden uitgevoerd. De bezwaarcommissie stelt dat het is te wijten aan de middelen en instrumenten die onder beheer van de Dienst Toeslagen zijn en deze moet volgens de bezwaarcommissie voor de gevolgen daarvan opkomen. Dat de kinderopvangtoeslag nog enkele maanden naar de toeslagpartner is overgemaakt is volgens de bezwaarcommissie evenwel toe te schrijven aan de omstandigheid dat eiseres de wijziging van het rekeningnummer vanwege een kennelijk mislukte poging in februari pas enkele maanden later, namelijk op 20 april 2011, daadwerkelijk aan de Dienst Toeslagen heeft door kunnen geven.
3.14
De gemachtigde van eiseres heeft op de hoorzitting gewezen op de situatie dat de kinderopvangtoeslag rechtstreeks werd overgemaakt naar de kinderopvanginstelling en dat in dergelijke gevallen de Dienst Toeslagen compensatie zou toekennen. De bezwaarcommissie merkt daarover op dat volgens de Memorie van Toelichting (MvT) op de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) [1] onder meer sprake is van onbillijkheden als gevolg van hardheid van het stelsel, als er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, waarbij de kinderopvangtoeslag in zijn geheel is teruggevorderd, en deze terugvordering onevenredig was in verhouding tot de met die terugvordering te dienen doelen. Daarbij kan worden gedacht aan de situatie waarin door een derde identiteitsfraude wordt gepleegd en op naam en buiten medeweten van een belanghebbende de toeslag wordt aangevraagd, of de situatie waarin een kinderopvangorganisatie op andere wijze fraudeert, zonder medeweten en (directe) betrokkenheid van de belanghebbende. In het geval van eiseres is de kinderopvangtoeslag in 2009 op eigen verzoek overgemaakt naar de toeslagpartner. Bovendien heeft eiseres ter hoorzitting verklaard dat de ontvangen kinderopvangtoeslag door de toeslagpartner is aangewend om de kinderopvang te betalen. Daar staat tegenover dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij door het handelen van derden (de toeslagpartner daarbij gerekend) buiten eigen schuld klem is komen te zitten en dat dit is terug te voeren op het advies dat zij destijds van de Dienst Toeslagen heeft gekregen. In het licht van de missie van de hersteloperatie, gericht op herstel van het vertrouwen van de burger in de overheid, adviseert de bezwaarcommissie de Dienst Toeslagen het bezwaarschrift gelet op het voorgaande en het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, sub b, van de Wht (“onbillijkheden van overwegende aard voortkomende uit de hardheid van het stelsel”) gegrond te verklaren. De bezwaarcommissie merkt ten slotte nog op dat aannemelijk is geworden dat voldaan is aan de voorwaarde dat de kinderopvangtoeslag met meer dat € 1.500,- is teruggevorderd of met meer dan € 1.500,- is verlaagd. De stelling in het bezwaarschrift dat het benadelingsbedrag voor eiseres hoger is, omdat zij maar een deel van de door de Dienst Toeslagen overgemaakte kinderopvangtoeslag voor dochter [naam] heeft ontvangen, treft volgens de bezwaarcommissie doel. Dat een deel van de kinderopvangtoeslag is overgemaakt naar de toeslagpartner in plaats van aan eiseres, is volgens de bezwaarcommissie in de omstandigheid van deze zaak gelijk te stellen met een verlaging of een terugvordering van de kinderopvangtoeslag. De bezwaarcommissie adviseert de Dienst Toeslagen het bezwaar ook om deze reden gegrond te verklaren. De bezwaarcommissie merkt verder op dat het aanmerken van een bezwaarschrift als een verzoek om informatie, kenmerken van vooringenomen handelen vertoont. Hierdoor neemt het bestuursorgaan immers eenzijdig een voorschot op de uitkomst van de bezwaarprocedure. Dit leidt echter niet op zichzelf onmiddellijk tot de conclusie dat er op grond van de Wht recht is op compensatie op grond van vooringenomen handelen. De bezwaarcommissie wijst er op dat het ingevolge de MvT bij institutioneel vooringenomen handelen niet gaat om de optelsom van de genoemde kenmerken of het afzonderlijk aanwezig zijn daarvan, maar om het in samenhang voorkomen daarvan in een dossier van een belanghebbende. Ieder element afzonderlijk hoeft niet noodzakelijkerwijs te duiden op institutionele vooringenomenheid, net zomin als dat het ontbreken van een van de elementen wijst op de afwezigheid daarvan. In de situatie van eiseres acht de bezwaarcommissie de omstandigheid dat het bezwaarschrift van eiseres uit 2011 is aangemerkt als een informatieverzoek, onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van institutioneel vooringenomen handelen.
3.15
In het bestreden besluit van 18 oktober 2023 heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag voor de Catshuisvergoeding en de bezwaren tegen de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag en de beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag, ongegrond verklaard. De Dienst Toeslagen heeft zich hiertoe op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor compensatie voor het toeslagjaar 2011, omdat de kinderopvangtoeslag in die periode is uitbetaald aan haar toenmalige toeslagpartner. Het was eiseres in eerste instantie niet gelukt om het rekeningnummer te wijzigen. De Dienst Toeslagen geeft aan dat eiseres tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat de aan haar toeslagpartner uitbetaalde bedragen wel zijn gebruikt om de opvang te betalen. De Dienst Toeslagen is daarom van mening dat de uitbetaalde bedragen ten goede zijn gekomen aan de ouder en daarom geen sprake kan zijn van hardheid. Nu er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een compensatie op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de wet hersteloperatie toeslagen (Wht) rechtvaardigen, kan eiseres volgens de Dienst Toeslagen ook geen aanspraak maken op het forfaitaire bedrag van € 30.000,-. De Dienst Toeslagen wijkt hiermee af van het advies van de bezwaarcommissie.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de Dienst Toeslagen eiseres op goede gronden niet in aanmerking heeft gebracht voor compensatie voor de kinderopvangtoeslag voor het toeslagjaar 2011. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wat vindt eiseres?
5. Eiseres is van mening dat de Dienst Toeslagen ten onrechte heeft besloten dat zij niet in aanmerking komt voor compensatie over het toeslagjaar 2011. Eiseres verwijt de Dienst Toeslagen dat er in 2009 een verkeerd advies is gegeven over het gebruik van een rekeningnummer van een ander dan de aanvrager van de kinderopvangtoeslag. Volgens eiseres heeft de Dienst Toeslagen niet weersproken dat een advies van deze strekking is gegeven. Eiseres stelt dat haar problemen zijn ontstaan door dit verkeerde advies. Verder is de Dienst Toeslagen volgens eiseres ten onrechte afgeweken van het advies van de bezwaarcommissie en heeft de Dienst Toeslagen ten onrechte niet de bezwaarcommissie gevolgd in het standpunt dat eiseres klem is komen te zitten. Eiseres wijst er op dat de Dienst Toeslagen stelt dat zij ter hoorzitting verklaard zou hebben dat de aan haar toeslagpartner uitbetaalde bedragen wel zijn gebruikt om de opvang te betalen. Eiseres stelt dat dat niet juist is. De toeslagpartner heeft de kinderopvangtoeslag gebruikt om de opvang van [naam] te betalen, maar niet de opvang van [naam]. Eiseres was per 1 maart 2011 verplicht om de kosten van [naam] te voldoen. Eiseres stelt dat duidelijk is dat de kinderopvangtoeslag bij haar werd teruggevorderd, terwijl de kinderopvangtoeslag was overgemaakt aan de toeslagpartner. Eiseres stelt verder dat haar bezwaar dat zij in 2011 heeft ingediend ten onrechte is aangemerkt als informatieverzoek, waardoor haar een rechtsmiddel is ontnomen. Eiseres is van mening dat op basis hiervan geconcludeerd kan worden dat sprake is van vooringenomen handelen.
Wettelijke regeling
6.1
Met ingang van 5 november 2022 is de Wht van kracht. De compensatieregelingen zijn met ingang van die datum ondergebracht in de Wht. Op grond van het overgangsrecht [2] worden compensatiebeschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht. Daarom beoordeelt de rechtbank het beroep met toepassing van de Wht.
6.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6.3
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt van de hersteloperatie is dat gedupeerde ouders alsnog ontvangen wat ten onrechte is teruggevorderd of onthouden, aangevuld met een vergoeding voor materiële en immateriële schade. Uit artikel 2.1, eerste lid, van de Wht volgt dat de Dienst Toeslagen compensatie toekent aan een aanvrager die schade heeft geleden doordat ten aanzien van hem in de periode vóór 23 oktober 2019 bij de beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem vóór 23 oktober 2019 werd toegepast. Om voor compensatie in aanmerking te komen dient dus in ieder geval sprake te zijn van schade die eiseres daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van de institutionele vooringenomenheid of van de hardheid die heeft geleid tot een terugvordering van kinderopvangtoeslag of tot stopzetting van de voorschotverlening.
6.4
In de MvT bij artikel 2.1 van de Wht [3] worden vijf aspecten van institutionele vooringenomenheid benoemd:
(1) collectieve stopzetting zonder een voorafgaande individuele beoordeling die dit rechtvaardigde;
(2) het breed uitvragen van bewijsstukken over één of meerdere jaren;
(3) zero tolerance-onderzoek naar fouten, tekortkomingen en ontbreken bewijsstukken, al dan niet met een tweede check wanneer bij eerste lezing geen grond voor afwijzing was gevonden;
(4) het niet nader uitvragen van informatie bij gebleken tekortkomingen in de door de ouder verstrekte bewijsstukken;
(5) het afwijzen of reduceren van de aanspraak op kinderopvangtoeslag bij de minste of geringste onregelmatigheid in de door de ouder verstrekte bewijsstukken. Ieder aspect afzonderlijk hoeft niet noodzakelijkerwijs te duiden op institutionele vooringenomenheid, net zomin als het ontbreken van een van deze aspecten wijst op de afwezigheid daarvan. Er kunnen ook nog aanvullende aanwijzingen zijn van institutionele vooringenomenheid.
6.5
Uit de MvT bij de Wht blijkt verder dat sprake is van hardheid van het stelsel als de kinderopvangtoeslag op nihil is vastgesteld in plaats van naar rato van het bedrag van de kosten waarvan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag heeft aangetoond dat deze tijdig zijn betaald aan de kinderopvangorganisatie. Ook is er sprake van hardheid van het stelsel bij de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden waarbij de kinderopvangtoeslag in zijn geheel is teruggevorderd en deze terugvordering onevenredig was in verhouding tot de met die terugvordering te dienen doelen. Van bijzondere omstandigheden is bijvoorbeeld sprake als:
- een derde identiteitsfraude pleegt en op naam en buiten medeweten van de belanghebbende de toeslag aanvraagt en de toeslag aantoonbaar – geheel of gedeeltelijk – niet ten goede komt aan de belanghebbende;
- een derde, bijvoorbeeld een kinderopvangorganisatie, op een andere wijze fraudeert zonder medeweten en (directe) betrokkenheid van de belanghebbende; of
- een door belanghebbende redelijkerwijze niet (meer) te herstellen geringe formele tekortkoming, zoals het ontbreken van een handtekening in een contract, heeft geleid tot aanzienlijke negatieve gevolgen voor het recht op kinderopvangtoeslag, terwijl aan alle materiële eisen voor de kinderopvangtoeslag is voldaan – tenzij de belanghebbende na herhaalde verzoeken van de Dienst Toeslagen de geringe formele tekortkoming niet heeft hersteld, terwijl hij daartoe wel in de gelegenheid was.
6.6
Er is op zichzelf geen sprake van een bijzondere omstandigheid als:
- de belanghebbende te kwader trouw is;
- de terugvordering het gevolg is van een afwijking tussen het daadwerkelijk afgenomen aantal uren kinderopvang en het aantal uren kinderopvang op basis waarvan het voorschot kinderopvangtoeslag is berekend in dat berekeningsjaar;
- de terugvordering het gevolg is van een afwijking tussen het daadwerkelijke over het berekeningsjaar vastgestelde toetsingsinkomen voor de toeslagen en het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend.
6.7
Verder blijkt uit de MvT dat de financiële situatie of financiële problemen van een belanghebbende, die terugbetaling van toeslagen verhinderden, in het algemeen niet zullen leiden tot de conclusie dat diegene gedupeerd is door hardheid van het stelsel. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een (persoonlijke) betalingsregeling [4] .
Wat moet de rechtbank beoordelen?
7. Het voorgaande betekent dat de rechtbank moet beoordelen of er sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid van het stelsel.
Hardheid van het stelsel
8. Eiseres stelt dat sprake is van hardheid van het stelsel omdat in 2009 een onjuist advies is gegeven door de Dienst Toeslagen. Zij wijst er op dat de bezwaarcommissie hierover heeft gezegd dat eiseres klem is komen te zitten. Op advies van de Dienst Toeslagen werd de kinderopvangtoeslag overgemaakt op de rekening van de toeslagpartner maar door zijn handelen is de kinderopvangtoeslag voor [naam] van maart tot en met mei 2011 niet aan de kinderopvanginstelling betaald.
Advies door de belastingdienst
9.1
In 2009 ging ook [naam] naar de kinderopvang. Bovendien had de toeslagpartner een hoger inkomen. Daarom heeft eiseres in 2009 contact opgenomen met de Dienst Toeslagen en gevraagd of de toeslag kon worden overgezet op naam van haar toeslagpartner. Eiseres stelt dat de Dienst Toeslagen haar toen heeft geadviseerd om de toeslag op haar naam te houden en alleen het rekeningnummer aan te passen zodat de toeslag werd overgemaakt op de rekening van de toeslagpartner. Volgens eiseres was dat een onjuist advies omdat de toeslagpartner na de relatiebreuk niet alle kinderopvangtoeslag heeft betaald aan de kinderopvanginstelling terwijl hij die toeslag wel had ontvangen. De Dienst Toeslagen had volgens eiseres vanwege het risico dat de toeslagpartner de toeslag niet volledig aan de kinderopvanginstelling zou betalen, moeten adviseren om de kinderopvangtoeslag helemaal op naam van de toeslagpartner te zetten.
9.2
De Dienst Toeslagen voert in beroep aan dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Dienst Toeslagen in 2009 daadwerkelijk heeft geadviseerd om de kinderopvangtoeslag op de rekening van de toeslagpartner te laten uitbetalen. De Dienst Toeslagen erkent wel dat in 2009 de mogelijkheid bestond dat de kinderopvangtoeslag op een andere bankrekening dan die van de rechthebbende werd uitbetaald, en acht het ook mogelijk dat dit als optie aan eiseres is voorgehouden, maar stelt zich op het standpunt dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres in 2009 tot wijziging van het rekeningnummer van de uitbetaling is gekomen op advies van de Dienst Toeslagen.
9.3
De rechtbank volgt de Dienst Toeslagen in dit standpunt. Het dossier bevat geen stukken waaruit blijkt dat eiseres in 2009 is geadviseerd om de kinderopvangtoeslag voortaan te laten uitbetalen op het rekeningnummer van de toeslagpartner. Ook eiseres heeft geen stukken ingebracht waaruit dat kan worden opgemaakt. Daarmee heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat het advies daadwerkelijk is gegeven. Nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat door Dienst Toeslagen een advies is gegeven, heeft ze ook niet aannemelijk gemaakt dat er een onjuist advies is gegeven. De stelling van eiseres dat sprake is van hardheid kan daarom niet worden gebaseerd op de stelling dat de Dienst Toeslagen een onjuist advies zou hebben gegeven.
Kinderopvangtoeslag naar de kinderopvanginstelling (kot naar koi)
10. De bezwaarcommissie vermeldt in zijn advies dat de gemachtigde van eiseres heeft gewezen op de situatie dat de kinderopvangtoeslag rechtstreeks werd overgemaakt naar de kinderopvanginstelling en dat in dergelijke gevallen de Dienst Toeslagen compensatie zou toekennen. De bezwaarcommissie heeft hierin reden gezien om het bezwaar gegrond te verklaren omdat eiseres volgens de bezwaarcommissie buiten eigen schuld klem is komen te zitten en dat dit is terug te voeren op het advies dat zij destijds van de Dienst Toeslagen heeft gekregen.
‘klem komen te zitten’
11.1
Eiseres is van mening dat de Dienst Toeslagen ten onrechte niet de bezwaarcommissie heeft gevolgd in het standpunt dat eiseres klem is komen te zitten en dat er daarom sprake is van hardheid.
11.2
De rechtbank vat dit zo op dat eiseres ‘klem is komen te zitten’ door het advies van de Dienst Toeslagen om de kinderopvangtoeslag uit te laten betalen op de rekening van de toeslagpartner terwijl die niet de hele toeslag heeft gebruikt om de kinderopvanginstelling te betalen.
11.3
Omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Dienst Toeslagen haar daadwerkelijk heeft geadviseerd om de kinderopvangtoeslag te laten uitbetalen op de rekening van de toeslagpartner, kan naar het oordeel van de rechtbank in zoverre geen sprake zijn van buiten eigen schuld klem komen te zitten en daarmee ook niet van hardheid.
Is sprake van de situatie ‘Kinderopvangtoeslag naar de kinderopvanginstelling’?
12.1
De gemachtigde van eiseres heeft op de hoorzitting in bezwaar gezegd: “Het is net als de situatie dat de kinderopvangtoeslag is overgemaakt naar de kinderopvanginstelling en bij de ouder wordt teruggevorderd. Dat is ook hardheid”. De rechtbank begrijpt dat de bezwaarcommissie daarop de situatie van eiseres heeft vergeleken met de situatie ‘kinderopvangtoeslag naar kinderopvanginstelling’.
12.2
De Dienst Toeslagen heeft in beroep hierop gereageerd en aangegeven dat het bij ‘kinderopvangtoeslag naar kinderopvanginstelling’ gaat om de situatie dat de kinderopvangtoeslag is uitgekeerd aan de kinderopvanginstelling, maar de kinderopvanginstelling het niet besteedde aan kinderopvang. Dan werd de kinderopvangtoeslag teruggevorderd bij de ouders, terwijl het geld niet was besteed aan kinderopvang.
12.3
De rechtbank begrijpt dat in dat geval volgens de Dienst Toeslagen hardheid kan worden aangenomen omdat sprake is van de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden
12.4
De Dienst Toeslagen stelt dat de kinderopvangtoeslag in het geval van eiseres wel is gebruikt voor kinderopvang. De vraag is volgens de Dienst Toeslagen of de toeslag ten goede is gekomen aan de ouder. Naar de mening van de Dienst Toeslagen is dat bij eiseres het geval en dan is er geen hardheid. De Dienst Toeslagen zegt dat daarom het advies van de bezwaarcommissie niet is gevolgd. De Dienst Toeslagen stelt zich verder op het standpunt dat eiseres zelf het rekeningnummer waarop de toeslag moest worden uitbetaald heeft gewijzigd, zodat de gang van zaken onder haar verantwoordelijkheid valt.
12.5
Eiseres stelt in reactie hierop dat de kinderopvangtoeslag maar voor de helft ten goede is gekomen aan de kinderen.
12.6
De rechtbank overweegt hierover dat niet in geschil is dat eiseres vanaf 24 januari 2011 verantwoordelijk was voor [naam]. Die woonde bij haar. De kinderopvangtoeslag voor beide kinderen is voor de periode van januari 2011 tot en met (deels) mei 2011 uitbetaald op de rekening van de toeslagpartner. De Dienst Toeslagen heeft bij het verweerschrift een overzicht gevoegd. Daaruit blijkt ook dat de kinderopvangtoeslag zeker tot en met 15 april 2011 is uitbetaald op de rekening van de toeslagpartner. Dat is op zich ook logisch omdat eiseres de wijziging van het rekeningnummer voor de betaling van de kinderopvangtoeslag voor [naam] pas heeft doorgegeven op 20 april 2011. Nu de doorbetaling van de kinderopvangtoeslag op het rekeningnummer van de toeslagpartner in maart, april en (deels) mei 2011 grotendeels is veroorzaakt door het (te) late doorgeven van de wijziging door eiseres, is naar het oordeel van de rechtbank in zoverre geen sprake van hardheid van het stelsel.
12.7
Eiseres stelt dat de kinderopvangtoeslag door de toeslagpartner niet is gebruikt voor de kinderopvang van [naam]. De kinderopvangtoeslag over januari tot en met mei 2011 is wel uitbetaald op de rekening van de toeslagpartner maar die heeft de kinderopvang voor [naam] niet betaald vanaf 1 maart 2011. Eiseres stelt dat zij vanaf 1 maart 2011 verplicht was de kinderopvang voor [naam] te betalen terwijl zij de kinderopvangtoeslag voor januari tot en met mei 2011 nooit heeft ontvangen.
12.8
De rechtbank acht aannemelijk dat de toeslagpartner de kinderopvang voor [naam] niet heeft betaald over maart tot en met half mei 2011. De Dienst Toeslagen heeft op zitting weliswaar gezegd niet te weten of de toeslagpartner de kinderopvang voor [naam] niet heeft betaald maar dat acht de rechtbank onvoldoende voor een ander oordeel. Uit het Jaaroverzicht 2011 van de kinderopvanginstelling (productie 1 bij de aanvullende gronden) volgt dat de kinderopvanginstelling eiseres heeft aangesproken tot betaling van de kinderopvang voor [naam] vanaf 1 maart 2011. In een mail van eiseres aan haar toeslagpartner van 20 april 2011 (productie 2 bij de aanvullende gronden) zegt eiseres dat de toeslagpartner de toeslag heeft ontvangen voor beide kinderen over maart tot en met mei. Ze zegt ook dat ze de kinderopvanginstelling om uitstel heeft gevraagd en tot slot dat de toeslagpartner er rekening mee moet houden dat hij het geld voor [naam] weer terug moet storten aan de belastingdienst. Eiseres heeft op zitting nog gezegd dat zij er van uitging dat de Dienst Toeslagen aan haar de kinderopvangtoeslag voor [naam] vanaf maart 2011 zou overmaken en dat de toeslagpartner de toeslag voor [naam] over maart tot en met mei 2011 zou moeten terugstorten. Dat was naar het oordeel van de rechtbank een misvatting omdat eiseres de rechthebbende was over die periode en de kinderopvangtoeslag al aan haar was betaald, zij het op de rekening van de toeslagpartner. Maar op grond van het voorgaande acht de rechtbank wel aannemelijk dat de toeslagpartner de kinderopvang voor [naam] niet heeft betaald over maart tot en met mei 2011 terwijl de toeslag over die periode wel op zijn rekening is gestort en verder niet is gesteld of gebleken dat de toeslagpartner de toeslag voor [naam] heeft teruggestort aan de Dienst Toeslagen.
12.9
De rechtbank volgt de stelling van de Dienst Toeslagen dat de kinderopvangtoeslag voor [naam] van maart tot en met mei 2011 wel ten goede is gekomen aan eiseres of [naam] daarom niet. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat sprake is van hardheid van het stelsel. De Dienst Toeslagen heeft er terecht op gewezen dat de kinderopvangtoeslag vanaf 2009 op eigen verzoek van eiseres is uitbetaald op de rekening van de toeslagpartner. Verder geldt dat een toeslagpartner geen ‘derde’ is zoals bedoeld in de MvT bij het geval dat er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn (zie hiervoor rechtsoverweging 6.5). Bovendien heeft de Dienst Toeslagen er terecht op gewezen dat als de terugvordering van 8 september 2011 van € 1.420,- al betrekking heeft op kinderopvangtoeslag, niet aannemelijk is dat die ziet op het jaar 2011 maar veel aannemelijker is dat die zal gaan over een eerder jaar.
12.1
De rechtbank is daarom van oordeel dat het vergelijk met de situatie ‘kinderopvangtoeslag naar kinderopvanginstelling’ niet opgaat. De Dienst Toeslagen stelt zich daarom terecht op het standpunt dat geen sprake is van hardheid van het stelsel en dat eiseres daarom niet in aanmerking komt voor compensatie.
Vooringenomenheid
13.1
Het bezwaar van eiseres tegen de beschikking van 10 september 2011 is door de Dienst Toeslagen aangemerkt als een verzoek om informatie en niet in behandeling genomen als bezwaarschrift. Eiseres stelt dat dit ten onrechte is gedaan en dat haar hierdoor een rechtsmiddel is ontnomen en dat daarom sprake is van vooringenomen handelen.
13.2
Het zonder toestemming van de bezwaarmaker niet als zodanig behandelen van een bezwaarschrift is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dat volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 april 2025 [5] . Uit die uitspraak blijkt ook dat dat niet zonder meer betekent dat sprake is van vooringenomen handelen. In het geval van eiseres geldt dat vrijwel alle verzoeken die zij in haar bezwaarschrift heeft gedaan door de Dienst Toeslagen zijn ingewilligd, behoudens het verzoek om terug te vorderen bij haar toeslagpartner. Dat laatste is niet vreemd omdat eiseres in de betreffende periode de rechthebbende op de kinderopvangtoeslag was. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de Dienst Toeslagen vooringenomen heeft gehandeld door het bezwaar te behandelen als een verzoek om informatie. Daarbij wijst de rechtbank er op dat de onderhavige procedure niet is bedoeld om fouten te herstellen die bij de besluitvorming, waaronder het behandelen van bezwaarschriften, zijn gemaakt (zie eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling). Voor de volledigheid merkt de rechtbank op ook geen reden te zien voor de conclusie dat hier sprake is van hardheid van het stelsel.

Het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om de Catshuisvergoeding

14. Nu eiseres geen recht heeft op compensatie over 2011 heeft de Dienst Toeslagen eiseres ook terecht in het kader van de lichte toets niet in aanmerking gebracht voor de Catshuisvergoeding. Voor zover het beroep zich richt tegen de afwijzing van dat verzoek is het om de hiervoor weergegeven redenen eveneens ongegrond.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Ze krijgt daarom ook het griffierecht niet terug en geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.M. Dohmen, voorzitter, en mr. A.F.C.J. Mosheuvel en mr. M. Kleijn Hesselink, leden, in aanwezigheid van drs. M.T. Petersen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2025.
griffier
voorzitter
de voorzitter is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet hersteloperatie toeslagen
Artikel 2.1. Compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1. De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
a. voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen; of
b. de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
2. De compensatie wordt niet toegekend indien de door de aanvrager van een kinderopvangtoeslag geleden schade is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn.
3. Aan een aanvrager van compensatie die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan een bedrag als bedoeld in artikel 2.3, eerste tot en met zevende lid, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade toegekend.
4. Een aanvrager van een kinderopvangtoeslag als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, komt niet in aanmerking voor compensatie van schade met betrekking tot een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd.
5. De compensatie en de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade blijven achterwege voor zover op een andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is voorzien of voor zover aan de aanvrager een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, zoals dit luidde ten tijde van de aanvraag van de O/GS-tegemoetkoming, of als bedoeld in artikel 2.6 is toegekend.
Artikel 8.6. Overgangsrecht in verband met terugwerking van de artikelen van de afdelingen 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 en 4.2
Beschikkingen ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor de werkelijke schade, O/GS-tegemoetkomingen, aanvullende O/GS-tegemoetkomingen voor de werkelijke schade of andere tegemoetkomingen of vergoedingen, ter zake van brede ondersteuning op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag, hun partners, kinderen en pleegkinderen van een van hen die woonachtig zijn buiten Nederland, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden en betaling of overneming van privaatrechtelijke schulden die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 onderscheidenlijk 4.2, worden vanaf dat tijdstip aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 of 4.2 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen.
Artikel 9.1. Hardheidsclausules
1. De Belastingdienst/Toeslagen kan bij een besluit over toekenning van compensatie, een tegemoetkoming of vergoeding, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden of betaling van bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke schulden afwijken van artikel 2.1, 2.6, 2.7, 2.10, 2.11, 2.16, 2.17, 3.1, 4.6, 4.7 of 6.1 voor zover toepassing van het desbetreffende artikel gelet op doel of strekking ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor degene die heeft verzocht om de toekenning.
2. Voor zover toepassing gelet op het belang dat de bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard kan:
a. Onze Minister van Financiën afwijken van artikel 2.15, 3.13, 4.1, 4.2 of 4.3;
b. het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in Hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, afwijken van artikel 3.6;
c. de Sociale verzekeringsbank, genoemd in Hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, afwijken van artikel 3.7;
d. het college van burgemeester en wethouders afwijken van artikel 3.8 of 2.21;
e. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afwijken van artikel 3.9;
f. het CAK, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, van artikel 3.10 afwijken;
g. de Wlz-uitvoerder, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, van artikel 3.11 afwijken; en
h. het college, bedoeld in de artikelen 1.1 van de Jeugdwet en 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, van artikel 3.12 afwijken.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2021/22, 36 151, nr. 3
2.Artikel 8.6 van de Wht
3.Kamerstukken II, 2021-2022, 36 151, nr. 3, p. 70 en 71.
4.Kamerstukken II, 2021-2022, 36 151, nr. 3 blz. 72