Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
De variabele informatieverwerkinglasten, welke zijn opgenomen in de kostenopbouw in de Verordening op de Heffing en Invordering van Parkeerbelastingen 2023[de rechtbank begrijpt: 2024]
(hierna: de Verordening), zijn bijna 50% gestegen t.o.v. 2023. Belanghebbende veronderstelt dat deze kosten te hoog zijn vastgesteld, dan wel dat hierin kosten zijn opgenomen welke slechts zijdelings betrekking hebben op de inning van niet betaalde parkeerbelasting. Dit is ingevolge artikel 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen niet toegestaan.(…)
Verder merkt belanghebbende op dat de kostprijs per fiscale naheffing zodanig verschilt per jaar, dat deze niet nauwkeurig lijkt te zijn vastgesteld. Waar de kostprijs per fiscale naheffing in 2022 nog €82,25 bedroeg, schoot deze in 2023 omhoog naar €325, om vervolgens in 2024 te zijn geraamd op €263.”
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar geheel in stand blijven;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 53 aan eiser moet vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 680,25 aan proceskosten aan eiser, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening.