Op 7 augustus 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de beloning van een bewindvoerder na het oplossen van problematische schulden van de betrokkene. De bewindvoerder had verzocht om de jaarbeloning met ingang van 1 januari 2025 tot en met 30 september 2026 vast te stellen, conform artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat de betrokkene sinds 23 december 2024 schuldenvrij was, na acceptatie van een nul-aanbod door de schuldeisers.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek en de bijlagen, maar heeft afgezien van een mondelinge behandeling. In zijn beoordeling heeft de kantonrechter vastgesteld dat de beloning voor bewindvoerders alleen van toepassing is zolang er sprake is van problematische schulden. De kantonrechter heeft daarbij verwezen naar de Nota van Toelichting bij de Regeling, waarin wordt gesteld dat de bewindvoerder extra werkzaamheden verricht in het geval van problematische schulden. De kantonrechter oordeelt dat de recente ontwikkelingen rondom verkorte schuldsaneringsregelingen en nul-aanbiedingen geen reden zijn om af te wijken van de huidige wet- en regelgeving.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerder afgewezen, met de overweging dat het niet aan de kantonrechter is om de wet- en regelgeving te wijzigen, maar aan de wetgever. Tegen deze beschikking kan, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.