In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 25 april 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de beloning van een bewindvoerder. De bewindvoerder had verzocht om de jaarbeloning vast te stellen conform het hoge 'schulden' tarief, dat van toepassing is bij problematische schulden. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van de kantonrechter van 10 december 2024, waarin het schuldentarief was verlaagd naar het basistarief. De bewindvoerder had op 24 maart 2025 een verzoek ingediend om het hoge tarief weer in rekening te mogen brengen, omdat de betrokkene na acceptatie van een nulaanbod schuldenvrij was geworden. De kantonrechter heeft besloten om het verzoek gedeeltelijk toe te wijzen, waarbij hij oordeelde dat de hogere beloning voor de bewindvoerder moet worden voortgezet voor een periode van maximaal 24 maanden, zelfs na het accepteren van het nulaanbod. Dit besluit is in lijn met de systematiek van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, en houdt rekening met de werkzaamheden die de bewindvoerder heeft verricht in de periode voorafgaand aan het nulaanbod. De kantonrechter heeft bepaald dat de bewindvoerder recht heeft op het hoge tarief voor een periode van 10 maanden, gerekend vanaf 1 december 2024, en dat de jaarbeloning vanaf 1 oktober 2025 opnieuw moet worden vastgesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten bij het Gerechtshof Den Haag.