ECLI:NL:RBOBR:2025:5570

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
25/2068
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen evenementenvergunning voor Out Of the Box Festival

Op 29 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een evenementenvergunning voor het Out Of the Box Festival, dat gepland staat van 5 tot en met 7 september 2025. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk had op 7 augustus 2025 een evenementenvergunning en geluidsontheffing verleend. Verzoeker, die op 1,2 km van de festivallocatie woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en verzocht om een voorlopige voorziening om de vergunning te schorsen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hoewel verzoeker als belanghebbende werd aangemerkt, oordeelde de voorzieningenrechter dat het college voldoende had aangetoond dat de bescherming van milieu en natuurwaarden was geborgd. De voorzieningenrechter overwoog dat de geluidsnormen die in de vergunning zijn opgenomen niet onredelijk hoog zijn en dat er geen reden is om de evenementenvergunning te weigeren. De voorzieningenrechter benadrukte dat de vergunningverlening niet in strijd is met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en dat de belangen van verzoeker niet zodanig zijn dat deze een schorsing van de vergunning rechtvaardigen.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/2068
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 augustus 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk, het college
(gemachtigden: [naam], [naam], [naam]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting [naam]uit [vestigingsplaats] (de stichting)
(gemachtigden: [naam], [naam], [naam]).

Inleiding

1. Het college heeft op 12 juni 2024 aan de stichting een omgevingsvergunning verleend voor de duur van drie jaar om maximaal één driedaags evenement per jaar te houden inclusief een op- en afbouwfase vanaf het weekend voor het evenement tot de woensdag daarna. Deze omgevingsvergunning is onherroepelijk.
1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het bestreden besluit van het college van 7 augustus 2025 tot het verlenen van een evenementenvergunning voor het evenement Out Of the Box Festival (het festival) op de locatie Fazantenweg 16 te Langenboom dat plaatsvindt van vrijdag 5 september 2025 tot en met zondag 7 september 2025.
1.2.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht de evenementenvergunning te schorsen totdat het college op het bezwaar heeft beslist.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigden van het college en de gemachtigden van de stichting.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
3. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
4. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
Belanghebbende
5. Het college stelt dat verzoeker geen belanghebbende is. Hij woont op meer dan 1,2 km van de locatie waar het festival plaatsvindt en tussen de locatie en de woning bevinden zich meerdere huizen en bomen.
5.1.
Onder belanghebbende wordt op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende bij een besluit in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. In vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) [1] wordt als uitgangspunt gehanteerd: degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een omgevingsrechtelijke activiteit die een besluit toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon, leef-, of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
5.2.
Hoewel tussen de woning van verzoeker en de festivallocatie een geruime afstand is gelegen, heeft de voorzieningenrechter verzoeker het voordeel van de twijfel gegeven en heeft hij verzoeker aangemerkt als belanghebbende. Op die afstand kan niet worden uitgesloten dat geluid afkomstig van het festival hoorbaar zal zijn voor verzoeker en daarom is niet uitgesloten dat hij op die afstand gevolgen van enige betekenis kan ondervinden. [2]
Omvang van het geding
6. Naast de evenementenvergunning heeft het college bij bestreden besluit een geluidsontheffing, een alcoholontheffing, een zondagswetontheffing en een ontheffing van de Verordening Recreatieplassen “De Kuilen” en “Radioplassen” verleend. De voorzieningenrechter beperkt haar oordeel tot de verleende evenementenvergunning en de geluidsontheffing aangezien uit het bezwaarschrift blijkt dat dit gericht is tegen deze besluitonderdelen, zoals zojuist ook ter zitting is bevestigd.
Late vergunningverlening en publicatie
7. Verzoeker voert aan dat de vergunning voor het evenement zo kort voor het evenement bekend is gemaakt dat het besluit op bezwaar daartegen als mosterd na de maaltijd komt, waarin de voorzieningenrechter leest dat verzoeker stelt geen effectieve rechtsbescherming heeft tegen de besluitvorming. Hij stelt daartoe dat er aan het festival en de vergunningverlening, buiten de publicatie op 13 augustus 2025 in het gemeenteblad, geen enkele ruchtbaarheid gegeven. Verzoeker is ervan overtuigd dat er bij het college sprake is van opzettelijk gedrag om het maken van bezwaar te ontmoedigen en te bewerkstelligen dat mensen te laat bezwaar maken.
7.1.
Hoewel de voorzieningenrechter begrip heeft voor de wens van verzoeker om tijdig rechtsmiddelen te kunnen aanwenden, is daarin geen reden gelegen het besluit te schorsen. Ook bij een late vergunningverlening staat de weg naar de voorzieningenrechter open en die weg is hier ook benut. Niet is gebleken dat het college een effectieve rechtsbescherming belemmert.
Ontbreken van een omgevingsvergunning
8. In tegenstelling tot hetgeen verzoeker stelt, is er een omgevingsvergunning verleend. Die is op 12 juni 2024 verleend voor de duur van drie jaren en inmiddels onherroepelijk.
Strijd met de Algemene plaatselijke verordening
9. Verzoeker voert aan dat het besluit in strijd met de Algemene plaatselijke verordening (APV) is, omdat uit artikel 1.8, onder d en e van de APV blijkt dat een vergunning kan worden geweigerd vanwege de bescherming van het milieu en vanwege de bescherming van natuurwaarden, flora en fauna.
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat bij de verlening op 12 juni 2024 van de omgevingsvergunning ten behoeve van het evenement om af te wijken van omgevingsplan een onderzoek naar flora en fauna heeft plaatsgevonden en aan deze vergunning is een aantal voorschriften verbonden ter borging van de flora en fauna. Deze afweging heeft plaatsgevonden in de reeds onherroepelijke vergunning. De voorzieningenrechter ziet op het onderdeel van het milieu en de flora en fauna geen gebrek in het besluit van het college. Het is een bevoegdheid van het college om een vergunning te weigeren op grond van artikel 1.8, onder d en e van de APV. De voorzieningenrechter kan dat alleen terughoudend toetsen. Het college heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen overwegen dat de waarden voldoende geborgd zijn door de voorschriften uit de omgevingsvergunning en dat er daarom geen reden is de vergunning te weigeren.
Geluid
11. Verzoeker is van mening dat de geluidsnormen die in de vergunning zijn opgenomen te hoog zijn, temeer omdat het festival nabij een natuurgebied plaatsvindt.
11.1.
De geluidsnormen volgen - zoals het college ter zitting heeft toegelicht - uit het evenementenbeleid van de gemeente. Verder blijkt uit de Quickscan Flora en Fauna die bij het verweerschrift is overgelegd dat geluid is beoordeeld. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de normen onredelijk hoog zouden zijn in dit geval of dat het college de normen uit het eigen beleid om een andere reden niet zou mogen hanteren.
12. De voorzieningenrechter ziet in de aangevoerde gronden geen aanleiding te veronderstellen dat het besluit in de bezwaarfase niet in stand zal blijven. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor toewijzing van het verzoek.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het Out Of the Box Festival door mag gaan. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
14. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2025 door mr. M. Kleijn Hesselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.G. van de Korput, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.ABRvS 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1434, r.o. 11.
2.Vergelijk ook een uitspraak van de voorzieningenrechter van rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 juni 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4554.